Stichting Agri Facts (STAF) biedt dinsdag 4 juni haar petitie aan in Den Haag. De landbouwwoordvoerders in de Tweede Kamer worden op deze manier opgeroepen om na te denken over de link tussen het verbod op neonicotinoïden en de bijensterfte. STAF onderzocht de vermeende bijensterfte zelf ook, maar kan geen link vinden.
STAF heeft deze datum bewust gekozen, want donderdag 6 juni staat het debat over gewasbeschermingsmiddelen op de agenda. "We roepen de Kamerleden op om actie te ondernemen", zo legt onderzoekscoördinator Geesje Rotgers uit. "Na het verbod op de coating met neonicotinoïden bij suikerbietenzaad ontstond ophef. Minister Carola Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) wijst naar internationale rapporten van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) over bijensterfte. Wij tonen aan dat de situatie in Nederland heel anders is."
'Data te eenvoudig geïnterpreteerd'
In Nederland worden de bijen- en hommelsoorten op 1 hoop geveegd en wordt vervolgens geconcludeerd dat het slecht gaat met alle bijen. "Dat is onterecht", zo meent STAF. Duitse onderzoekers kijken al veel langer naar individuele soorten, omdat de verschillen enorm kunnen zijn. "STAF heeft ook gebruik kunnen maken van de Duitse onderzoeksmethode, wat ons werk vergemakkelijkte", legt Rotgers uit. "Sinds 1850 worden bijensoorten onderzocht. Er is dus relatief veel data verkrijgbaar, in vergelijking tot de andere insecten (zoals de steekvlieg)."
STAF heeft alle beschikbare data over de bijen en hommels in Nederland opgevraagd. Het gaat om 380 soorten. Bij 112 van die soorten blijkt dat de aantallen tussen 2003 en 2018 zijn toegenomen. Bij 75 soorten was er een daling van 50% of meer. De rest toont een matig dalende trend, stabiele trend of daarvan is onvoldoende informatie beschikbaar. Om de link met het gebruik van neonicotinoïden te kunnen vinden, heeft het een aantal zaken onderzocht: de trend tussen 2003 en 2018, in welke delen van het land de bijensoort voorkomt, waar de soort het beste gedijt en op welke bloemen deze vliegt. Er is vooral naar de trends per soort gekeken. Dat was echter niet altijd mogelijk, omdat de informatie onvolledig is.
"Sinds het gebruik van neonics, dat halverwege de jaren '90 begon, zou je verwachten een daling in de populaties te zien", zo legt Rotgers uit. "Het tegendeel blijkt waar. De bijensoorten die in aantallen toenemen, hebben meestal een groot leefgebied. Ze foerageren vaak op de gele composieten (bijvoorbeeld paardenbloemen, Jacobs kruiskruid, wilgen, fluitenkruid en akkerdistel). Die komen juist veel voor op het platteland. Stedelijk gebied wordt door deze soorten meestal niet gemeden."
Bij gedijt minder in natuurgebieden
De soorten die wel sterk afnemen, leven relatief vaak in natuurgebieden en op natuurlijk grasland. Ze hebben een beperkt verspreidingsgebied en een sterke voorkeur voor minder voorkomende bloemen. Rotgers: "Geen van de onderzochte bijensoorten gebruikt bewerkte landbouwgrond als biotoop om in te nestelen. Het is uitgesloten dat bijen in de bodem in aanraking komen met bestrijdingsmiddelen."
STAF trekt daarom voorzichtig de conclusie dat de neonicotinoïden prima samengaan met bijen en hommels. Daar waar dit middel wordt toegepast gedijen de soorten goed. "In de petitie vragen we de minister ons rapport te toetsen", legt Rotgers uit. "Op basis daarvan hopen we dat het verbod op neonics wordt heroverwogen. Als je stelt dat het middel gevaarlijk is voor Nederlandse bijen en hommels, dan moet dit ook getest worden op Nederlandse soorten. Mogelijk dat in het buitenland wel soorten door gewasbeschermingsmiddelen worden beïnvloed, maar in ons land is dat niet zo."
Gehouden bijen
Hoe het dan met de gehouden bijen in ons land gaat, is volgens Rotgers minder gemakkelijk te zeggen. "Nederland heeft hier geen volledige data van. Je vindt wel cijfers over het aantal imkers en kasten per imkers, maar niet over het aantal volken dat zij houden. Duitsland heeft deze data wel en je ziet dat daar het aantal volken afneemt. In Nederland blijft het echter bij schattingen."
Zij vervolgt: "Er wordt zeer breed gediscussieerd over bijen en hommels. Het wappert veel kanten uit. Eerder sommeerden we de Universiteit van Utrecht om de onjuiste informatie over bijensterfte te rectificeren. Dat leverde veel nare reacties op, maar uiteindelijk is het wel aangepast. Op het platteland gedijen de bijen juist goed, niet in de natuur. De laatste jaren zijn veel bossen dicht geplant. Alle onderzoeken tonen aan dat bijen van open gekapte stukken houden met zandvlaktes."
Nuttige akkerrand?
Wat Rotgers tevens opgevallen is, is de kieskeurigheid per bijensoort. "Ze komen slechts in een klein gebied voor of kiezen voor zeldzame bloemen. Kijk je bijvoorbeeld naar de beschikbare akkerrandmengsels, dan blijkt dat de bloemsoorten daarin vaak weinig aantrekkelijk zijn voor de bijen en hommels in Nederland. De gekozen bloemen zijn mooi voor het oog, maar daar blijft het bij."
STAF ontvangt veel mails met onderwerpen die worden aangedragen. Het vraagstuk bijen was volgens Rotgers goed uitvoerbaar. "Dat is lang niet bij alle onderwerpen zo. Die vragen soms meer dan een jaar aan onderzoek. Daarom willen we later dit jaar onze capaciteit opschalen. Het volgende project voor STAF is inmiddels ook in volle gang. De stichting onderzoekt lesmateriaal over de agrarische sector in het basisonderwijs. Dat gaan we nu aan de kaak stellen."
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.
Dit is een reactie op het Boerenbusiness artikel:
[url=http://www.boerenbusiness.nl/akkerbouw/artikel/10882714/staf-geen-link-tussen-neonics-en-bijensterfte]STAF: 'Geen link tussen neonics en bijensterfte'[/url]