Minister Piet Adema werkt met vijftig partijen aan een zogeheten Landbouwakkoord, dat de sector op een nieuwe leest moet schoeien. Dat grote aantal zegt niet alleen iets over de veelzijdigheid en de verdeeldheid van de landbouw, maar geeft aan dat ook andere partijen nodig zijn. Zoals de voedselindustrie, de supermarkten en de banken. Boeren zijn onderdeel van de agribusiness en kunnen, hoe graag ze zelf ook wellicht willen, het systeem niet veranderen. En de overheid beschikt niet over alle kennis van markten die de andere partijen wel hebben. Zij dus tot elkaar veroordeeld.
Een goede aanleiding om eens in de klassieke studie te duiken die het woord Agribusiness introduceerde. Dat was een boek van John Davis en Ray Goldberg met de bescheiden titel 'A concept of Agribusiness'. Het verscheen in 1957 en was het resultaat van een onderzoeksprogramma dat de Harvard Universiteit vijf jaar eerder had opgezet om in de 'agriculture and business' te duiken. De auteurs kwamen tot de conclusie dat allerlei activiteiten die een boer aan het begin van de 19de eeuw nog zelf deed, intussen waren overgeheveld naar andere bedrijfstakken.
Het verwerken van melk tot kaas of boter en het dorsen van graan waren nu in handen van de zuivelfabriek of de loonwerker. De verkoop gebeurt door de coöperatie. De boer zorgde niet meer voor het eigen transport van het bedrijf naar de markt en ook niet meer voor aanmaak en onderhoud van de eigen transport- en trekmiddelen: de paarden en de benodigde veevoerproductie waren vervangen door de trekker en de aankoop van dieselolie. Het produceren van de eigen mest was vervangen door de kunstmest. Kortom: de landbouw was minder belangrijk geworden in de economie. Als je echt wilde weten hoe groot de rol van de voedselproductie in de economie nog was, dan moest je naar de hele agribusiness kijken.
Onderzoek naar de verstrengeling van boer en keten
De rest van het boek bestaat dan ook uit hoofdstukken waarin allerlei statistieken bewerkt worden om de agribusiness te meten en de onderlinge verhoudingen in input-output tabellen vast te leggen. En een hoofdstuk over de noodzaak het beleid niet alleen op boeren maar op de hele agribusiness te richten.
Het concept sloeg aan. Goldberg schreef het boek als jonge assistent-professor en groeide aan Harvard uit tot een eminence grise van de landbouweconomie, met succesvolle programma's voor de agribusiness. In de decennia erna vond er wereldwijd veel meer onderzoek plaats naar de verstrengeling van boer en keten via contracten en coöperaties. Maar ook naar de sterke concentratie in de toeleverende en afnemende industrie en wat dat betekent voor de machtsverhoudingen en marge-verdeling. Daarbij kreeg de 'waarom'-vraag meer aandacht. Dat leidde tot de conclusie dat door technologie tal van activiteiten goed beheersbaar waren geworden, en soms om schaalgrootte vroegen. Dan kan het beter in gespecialiseerde en grotere ondernemingen, de boer blijft zitten met de activiteiten die risicovol zijn, zonder dat daar veel beloning tegenover staat.
Tot denken gezet in voedselsystemen
Het agribusiness-concept is nu 65 jaar oud, maar nog springlevend. In Nederland rekenen de landbouweconomen van WUR jaar in jaar uit de omvang van het agribusiness-complex uit: nu nog zo'n 7% van onze economie. Het heeft ook geleid tot het denken in voedselsystemen.
Logisch dus dat de minister niet alleen een akkoord wil sluiten met boeren, maar juist ook met andere partijen uit het systeem: verwerkers, supermarkten, toeleveranciers, banken en de natuurbeweging. Als je het voedselsysteem op een andere leest wil schoeien, moeten alle neuzen dezelfde kant op. Dat moet er een zijn waarin we ons richten op de producten met de hoogste marge: de meest duurzame of luxe producten. Want de productieruimte in Nederland neemt af en onze arbeid en grond zijn duur. Zoals er in de biermarkt niets mis is met Amstel (de beste brouwers brouwen het), maar de consument betaalt meer voor een Texels Skuumkoppe of een Brand Weizen 0.0. Als door het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) de productie terugloopt, mogen de verwerkers best meer grondstoffen importeren. De inkomsten van de meest rendabele marktsegmenten moeten echter naar de duurzaamste Nederlandse boeren worden gekanaliseerd. Ik ben benieuwd of die afspraken gaan worden gemaakt.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.
Dit is een reactie op het Boerenbusiness artikel:
[url=https://www.boerenbusiness.nl/column/10903792/boer-kan-voedselsysteem-niet-zelf-veranderen]Boer kan voedselsysteem niet zelf veranderen[/url]
Beste Krijn, het voedselsysteem aanpassen is geen doel op zich, het is niet aan te passen! Het voedselsysteem is een gevolg van onze huidige economie. Deze draait als een dolle. Gevolg is dat elk bedrijf in dit systeem (dus wij allemaal) wordt geconfronteerd met steeds meer kosten, m.n. de factor arbeid. De landbouw wordt extra geconfronteerd met dit systeem, wij zijn de enigste sector die gemaakte kosten niet rechtstreeks kan doorberekenen naar de consument. Wij zijn afhankelijk van onze verwerkers die vervolgens weer een eigen kostprijs systematiek hebben. Een van de belangrijkste oplossingen in het landbouwakkoord is dat we als individueel bedrijf minder kosten gaan maken. Al jaren worden wij als sector geconfronteerd met een stijgende kostprijs. Dit als gevolg van het feit dat politiek en onze "landbouw voormannen" al jaren niet op een lijn zitten. Gevolg is een compromis. En juist dit compromis geeft al veertig jaar een kostprijs verhoging. Dit is al in de jaren tachtig ontstaan: het injecteren van grasland. Om de zoveel jaren kwamen er maatregelen bij ( winteropslag, injecteren bouwland, afdekken winteropsag, extra land erbij, afvoeren mest, allerlei rechten moet aanschaffen, emissiearme vloeren, enz). Nu wordt er vaak als oplossing geopperd: innovatie. In de landbouw is innovatie GEEN oplossing. Het is een directe kostprijs verhoging. Ons product (melk/vlees) wordt er geen cent duurder om. De roep om minder kosten te maken wordt steeds groter. Er zit echt veel te veel macht bij onze erfbetreders. Adviseurs te kust en te keur, allemaal het gevolg van er met elkaar niet uitkomen, het compromis. Stallen worden veel te duur gebouw, veel te veel erin, erop en eraan! Aflossingen die als een molensteen aan de nek van de ondernemer hangen. De kostprijs moet echt omlaag!