Het model dat het RIVM gebruikt om stikstofemissies van individuele boerderijen te berekenen en hun deposities op kwetsbare natuur, strookt niet met metingen gedaan door een onderzoeksteam van de Universiteit Amsterdam (UvA). Herleidbare emissies vanaf afzonderlijke bedrijven slaan hoofdzakelijk binnen een straal van 100 meter neer. In algemene zin overschat het RIVM de gemeten depositie 3,6 maal.
Lees ook:
* UvA-onderzoek zet agro-afkapgrens op 300 meter
* Stikstofstudie UvA vaag in woord, helder in resultaat
Dit is een van de opvallendste conclusies in het rapport 'Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns', waarvan vandaag (dinsdag 12 september) een Executive summary is verschenen. "We kunnen geen goede 'match', noch enige andere vorm van validering claimen omdat de geobserveerde depositiemetingen verschillen van die in het OPS-model (het RIVM-rekenmodel, red)", schrijven de onderzoekers.
Daadwerkelijk metingen verricht
De studie is om meerdere redenen van belang. Het is het eerste onderzoek waarbij daadwerkelijk metingen zijn verricht en stikstofisotopen ook tot de bron zijn herleid. Het RIVM hanteert vooral gemodelleerde methoden en heeft de metingen laten liggen.
De metingen die de UvA-onderzoekers onder leiding van Albert Tietema hebben gedaan, geven aan dat de stikstofdepositie buiten een straal van 500 meter om een boerderij nog maar nauwelijks tot die boerderij is te herleiden. De grootste hoeveelheid 'bedrijfseigen' stikstofemissie valt binnen een straal van 100 meter. Op 25 meter afstand kan 75% van de ammoniakconcentratie er nog naar worden herleid, op 500 meter nog slechts 25%.
PAS-melders uit de brand geholpen
De gemiddelde 'achtergronddepositie' van herleidbare stikstof binnen de 500 meter bedraagt 5,6 kilo per hectare per jaar. Dit is flink onder de Kritische Depositiewaarde (KDW) voor de meeste kwetsbare natuur, waardoor bijvoorbeeld alle PAS-melders met gemak uit de brand zijn geholpen. De vergunningverlening gaat eenvoudiger als een KDW in een straal van 25 kilometer rond de aanvrager niet wordt overschreden. Waar het OPS de droge depositie sterk overschat, onderschat het model anderzijds de natte depositie behoorlijk. Hele precieze cijfers daarover heeft het onderzoeksteam van de UvA overigens niet, want de natte depositie wordt afgeleid uit het verschil tussen de totale depositie en de droge depositie.
De aangehaalde resultaten komen voort uit een tweejarig onafhankelijk onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, dat gefinancierd is door het Mesdagfonds. Het onderzoek is verricht op twee melkveebedrijven in het noorden van het land. Van de totale stikstofemissie van boerderijen gaat 91% direct door naar hogere luchtlagen, zoals ook in grote lijnen het geval is met andere emissies van industrie en verkeer. Daarna komt het weer neer. De resterende 9% komt wel binnen 500 meter om een boerderij neer, maar dan vooral heel dichtbij.
Metingen en modellen horen hand in hand te gaan
De Amsterdamse onderzoeksgroep van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica wil graag nog verder onderzoek doen, maar ziet de opgedane meetresultaten als een belangrijke aanvulling op het modelmatige werk van het RIVM. "De noodzaak dat metingen en modelleringen hand in hand behoren te gaan, wordt breed onderschreven." Een andere conclusie uit het onderzoek is dat grasland netto een hoeveelheid van 12 kilo ammoniak per hectare uitstoot, waarvan driekwart in het voorjaar en de zomer, wanneer wordt bemest en geoogst.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.
Dit is een reactie op het Boerenbusiness artikel:
[url=https://www.boerenbusiness.nl/artikel/10905898/stikstofemissie-wijkt-in-de-praktijk-sterk-af-van-model]Stikstofemissie wijkt in de praktijk sterk af van model[/url]
niet op het journaal
niet in AD