De energietransitie met groengas heeft in 2030 miljoenen tonnen mest nodig voor de groengasvoorziening. Daar staat tegenover dat alle (politieke) signalen wijzen op een kleinere veestapel en minder beschikbare mest voor biogas. Om verschillende redenen kan dit de komende jaren met elkaar gaan botsen. Minder vee, maar toch meer mest, hoe kan dat?
De (demissionaire) regering streeft voor 2030 naar 1,6 miljard m3 groengas met mest als belangrijkste bio-grondstof. Het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) vermeldt in de recente "Landelijke rapportage en inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2023" dat in 2030 afhankelijk van de biogasopbrengst, 35 tot 45 miljoen ton mest vergist moet worden. De Klimaat en Energieverkenning 2023 schat de hoeveelheid mestvergisting op 30% van alle drijfmest. Voor de groengasambities zijn dus grote hoeveelheden mest nodig, maar ook co-producten. Uit één kuub biogas uit mestvergisting ontstaat na opwerking ongeveer 0,66 kuub groengas.
Schaarste aan co-producten
De beschikbaarheid van voldoende co-producten lijkt een knelpunt te worden. Een aanzienlijk deel van de aanwezige co-producten wordt al benut in de bestaande biogasproductie (RaboResearch). Co-producten zijn echter onmisbaar voor het halen van de groengas doelstelling. Zo'n 83% van de huidige gasopbrengst bij covergisting is afkomstig uit co-producten en de rest uit mest (NCM). Het telen van specifieke energiegewassen zou hierin kunnen voorzien. Maar ook het importeren van co-producten is een serieuze optie. Enkele industriële groengascentrales zijn gepland op havenlocaties.
Beschikbaarheid van mest
Mest die veehouders en mestintermediairs zelf vergisten, is niet meer beschikbaar voor grote industriële groengas-installaties. Kapitaalkrachtige energieleveranciers willen aanvoerzekerheid van grondstoffen en langjarig mest contracteren. Er is nu met de afbouw van de derogatie nog wel genoeg mest, maar onzeker is of dit op termijn ook nog zo is. Een meer circulaire, grondgebonden melkveehouderij en opkoopregelingen zorgen voor minder mest op de mestmarkt. Is hier mest te weinig dan is aanvoer uit bijvoorbeeld Duitsland een optie. De grensregio's Weser-Ems en Westfalen hebben de hoogste vee-dichtheid van Duitsland met veel mestproductie.
Extra dierlijke mest
De CO₂-reductie met aardgasvervanging telt alleen mee als het groengas in ons land is geproduceerd. Al het digestaat bij covergisting inclusief de co-producten, wordt beschouwd als dierlijke mest bij minimaal 50% input van dierlijke mest in de vergister. Alleen mono-mestvergisting produceert geen extra digestaat. De vaste organische fracties zullen na bewerking van het digestaat als dikke fractie, compost en mestkorrels grotendeels worden geëxporteerd. Maar voor de vloeibare fracties ligt afzet ervan als meststof in de omgeving voor de hand.
Draagvlak
Er is concreter inzicht nodig in hoeveel mest en co-producten, waar en hoe beschikbaar komen voor de groengasvoorziening. Een kleinere veestapel en minder mest, maar wel extra mestproductie in de vorm van digestaat staan haaks op het beleid voor minder mest en stikstof, maar ook voor een betere waterkwaliteit. Waarom dan nog verlaagde sectorplafonds voor fosfaat en stikstof vanaf 2025? Zonder visie en een gezamenlijk plan van aanpak is het risico groot op botsende belangen. Zeker als extra geproduceerd digestaat milieugebruiksruimte voor de veehouderij "inpikt".
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.
Dit is een reactie op het Boerenbusiness artikel:
[url=https://www.boerenbusiness.nl/column/10906548/minder-vee-maar-straks-toch-meer-mest]Minder vee, maar straks toch meer mest?![/url]