Houben

Aangeboden door KLASSE Ki

'Felle Spaanse concurrentie, maar volop kansen sector'

24 Februari 2022

De Europese vleesvarkensmarkt zucht onder een lange periode van prijsdruk. Een van de oorzaken is het grote aanbod van Spaans varkensvlees. Spanje kent in verhouding tot Nederland een lage kostprijs. Dit, in combinatie met een goede positionering op de exportmarkten buiten Europa, heeft de afgelopen jaren gezorgd voor een snelle groei van het aantal varkens in het land.

Nu de exportstroom richting Azië is opgedroogd, worden Spaanse aanbieders steeds meer directe concurrenten op de Europese thuismarkt. Hoewel het huidige kostprijsniveau in het voordeel van de Spanjaarden is, is het geen gegeven dat dit zo blijft. Jonge varkenshouder Jens Houben verdiepte zich voor zijn opleiding aan de HAS, en in opdracht van DanBred Nederland en KLASSE Ki, in de Spaanse markt. Hij keek daarbij naar de uitgangspositie van de Spanjaarden, maar ook naar aanknopingspunten voor Nederlandse varkenshouders. Welke kansen ziet een toekomstig Nederlands varkenshouder voor de sector in eigen land? Houben: "Ik ben overtuigd van mijn toekomstperspectief en dat van de Nederlandse sector."

Toekomstig ondernemer varkenshouderij

Jens Houben is 21 jaar en woonachtig in het Limburgse Ysselsteyn. Hij heeft de ambitie het familiebedrijf in de varkenshouderij voort te zetten. Momenteel is hij bezig met de afronding van zijn opleiding Bedrijfskunde en Agrifood Business aan de HAS in Venlo. Onderdeel van de opleiding is een stage in het buitenland in het laatste studiejaar. Deze stage werd gecombineerd met een kostprijs-/marktonderzoek van de Spaanse varkenshouderij.

Sterke groei van de sector
De Spaanse varkenshouderij concentreert zich voor de helft in de twee noordelijke provincies Aragon en Catalonië. In acht jaar groeide het aantal varkens in Spanje met 28%. Spanje herbergt rond de 25% van de Europese varkens, wat betekent dat 12,5% van de Europese productie in een tweetal Spaanse regio's wordt geproduceerd. Het land telt inmiddels 2,6 miljoen zeugen, waarvan 300.000 zeugen voor de productie van Iberico producten. 

Het aantal slachtingen ligt per week gemiddeld rond de 1,1 miljoen stuks. De slachtcapaciteit is echter fors gegroeid en buitenlandse partijen als Tönnies en het Italiaanse Pini zijn grote nieuwkomers en die investeren stevig in de Spaanse slachtcapaciteit. Hiermee wordt geanticipeerd op verdere groei van de dieraantallen.

Integratiemodel
Een aanzienlijk deel van de Spaanse varkensvleesproductie komt uit grote integraties. Van deze integraties houden 26 stuks, met gemiddeld 50.000 zeugen, de helft van de Spaanse varkens. De integraties produceren veelal het eigen voer en hebben soms eigen slachthuizen. Zowel de zeugen als de vleesvarkenslocaties zijn soms in eigendom, maar vaak worden varkens ook geproduceerd middels voergeldcontracten.

De aangesloten gepachte bedrijven krijgen meestal een vergoeding per afgeleverde big of varken, soms met een bonus bij goede technische prestaties. Het geeft aangesloten ondernemers een zekere vergoeding voor stal en arbeid. Afgelopen jaren investeerden een aantal integrators in nieuwe zeugenlocaties. Omdat zij vervolgens op zoek waren naar nieuwe vleesvarkensstallen zijn de vergoedingen per afgeleverd varken behoorlijk opgelopen: van gemiddeld zo'n €12 naar €14 tot €16 per afgeleverd vleesvarken.

Ook coöperatieve modellen kan men in Spanje geregeld vinden. Deze zijn goed voor 17% van de productie in het land. Daarnaast zijn er nog steeds 'vrije varkenshouders' die op eigen kracht en organisatie hun bedrijven runnen.

Kostprijsvoordeel op gebied van mest en huisvesting
Een gedeelte van de snelle Spaanse groei wordt verklaard door de relatief gunstige kostprijs. Spaanse varkenshouders hebben, ten opzichte van de Nederlandse collega's, een voordeel van zo'n €0,13 per kilo geproduceerd vlees (bron: Hoste, 2020). De belangrijkste veroorzaker van het grote verschil in kostprijs zijn de mestafzetkosten. Deze liggen voor de Spaanse bedrijven gemiddeld €0,08 per kilo geslacht gewicht lager dan voor een gemiddeld Nederlands bedrijf.

Naast de afzetkosten van mest, spelen ook de kosten voor huisvesting en arbeid een rol. Emissiereducerende technieken als luchtwassers kennen ze in Spanje nog niet, wat bijdraagt aan het verschil van €0,07 per kilo geslacht gewicht in de huisvestingskosten. Ook de arbeidskosten liggen in Spanje op een laag niveau. Hoewel de salarissen soms zelfs 40% tot 50% lager liggen, wordt dit voor een flink deel gecompenseerd door de hogere productiviteit van Nederlandse werknemers. Per saldo rest een Spaans voordeel van €0,03 per kilo geslacht gewicht.

Op één vlak troeft de Nederlandse varkenshouder zijn Spaanse collega's af, en dat is op het gebied van voerkosten. De Spaanse varkenshouderij is voor een groot deel aangewezen op de import van grondstoffen voor het samenstellen van varkensvoeders. Reststromen uit voedingsindustrieën zijn er nauwelijks. Zeker voor het eiwitdeel van het rantsoen leidt dit tot hogere kosten dan bij Nederlandse varkensbedrijven. Ook presteren de Nederlandse bedrijven technisch gemiddeld beter.

Kostprijsverschillen Spanje/Nederland. Bron: Hoste, 2020

Kansen voor Nederland
Wat steekt een jonge Nederlandse varkenshouder op van de informatie die hij in Spanje heeft opgedaan? Zijn er aanknopingspunten voor onze sector, ondanks de huidige nadelige verschillen in kostprijs? Houben ziet kansen: "Hoewel de Nederlandse sector op dit moment last heeft van concurrentie uit Spanje is het niet zeker dat het kostprijsvoordeel ten gunste van de Spanjaarden blijft bestaan. Zowel ontwikkelingen in Spanje als Nederland kunnen de kostprijsniveaus naar elkaar toe brengen. Bovendien leveren wij een kwaliteitsproduct af. We claimen al een aantal zaken op gebied van bijvoorbeeld milieubelasting, maar dit móeten we als keten ook tot waarde brengen."

Hét punt waarop de kostprijzen de komende jaren mogelijk het meest naar elkaar toe groeien, zijn de kosten voor mestafzet. De sectoren in Spanje en Nederland bewegen zich, qua omvang, in tegenovergestelde richting. "De groei van de Spaanse sector leidt tot meer druk op de mestmarkt en toenemende maatschappelijke druk op de sector. De mestafzet in bepaalde regio's in Catalonië kost inmiddels al geld, dat was in het verleden niet het geval. Daarbij ligt voor de Nederlandse mestmarkt mogelijkerwijs ontspanning in het verschiet, zeker als de veestapel verdere krimp toont." En niet alleen een kleiner mestaanbod biedt in deze kansen. "Als we onze afzetstromen van stikstof en fosfaat beter tot waarde kunnen brengen, dan kunnen we de kostprijzen nog beter bij elkaar brengen. Met de huidige extreem hoge prijzen voor kunstmeststoffen liggen hier enorme kansen."

Naast de ontwikkelingen rondom mestkosten, is de Spaanse afhankelijkheid van geïmporteerde eiwitbronnen volgens Houben een risico voor de sector aldaar. "Hoewel de Nederlandse sector evengoed last heeft van gestegen grondstofprijzen, kunnen varkenshouders reststromen gebruiken om een deel van de voerbehoefte in te vullen. Het is niet onaannemelijk dat in een volatiele grondstoffenmarkt dit voordeel groter wordt. We hebben in onze regio veel voedselverwerkende industrie. Het hergebruik van deze stromen sluit naadloos aan op de circulaire landbouw waarop de overheid stuurt en kan ons bovendien een blijvend kostprijsvoordeel geven."

Ook bieden onze technische prestaties aanknopingspunten. "We zien dat Nederland op technisch gebied een stap voor is, zowel op het aantal afgeleverde kilogrammen varkensvlees per zeug als het voerverbruik per kilogram groei. Zeker met de hoge voerprijzen geeft dit ons een kans ons significant te onderscheiden." Houben denkt dat het één van de zwakke punten van het Spaanse integratiemodel is. Er is bij aangesloten bedrijven soms onvoldoende prikkel om de best mogelijke prestaties te realiseren. "Met eigen ogen zag ik geregeld hoe voer in de hokken en putten verdween. Het ondernemerschap van de individuele Nederlandse varkenshouder kan het onderscheid maken. Het is zaak om ons te blijven verbeteren en toe te werken naar een hogere en  efficiëntere groei van onze vleesvarkens: als we de groei als sector met 10% verhogen hoeven er 1,5 miljoen biggen minder de grens over, het maakt ons ook minder afhankelijk van de biggenexport. We kunnen zelfs met minder gemiddeld aanwezige dieren in ons land een hogere output realiseren."

Stappen zetten in het tot waarde brengen eindproduct
Last but not least, Nederlands varkensvlees heeft een lagere carbon foot print. "Ons varkensvlees, dat voor een groot deel wordt geproduceerd uit reststromen en waarbij mest verwerkt en tot waarde wordt gebracht, leidt tot een lagere milieubelasting. Ook de concentratie van varkens-, voer- en slachtbedrijven leidt tot relatief korte transportafstanden en lagere emissies. Hoewel een lage carbon foot print an sich geen bestaansrecht geeft, zijn er volop mogelijkheden onze voorsprong tot waarde te brengen in de verkoop van onze producten. Het circulaire tijdperk waarin wij leven gaat marktkansen geven om duurzaamheid ook betaald te krijgen."

Ondanks de huidige situatie is Houben optimistisch: "Ik kijk er naar uit om mijn in Spanje opgedane kennis te gebruiken om de concurrentie met het land als toekomstig varkenshouder in Limburg aan te gaan. Als ondernemer moeten we de kansen die er overduidelijk liggen zo goed mogelijk pakken."

Regenradar
Powered by Agroweer

Bel met onze klantenservice 0320 - 269 528

of mail naar support@boerenbusiness.nl

wil je ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in je inbox

Aanmelden