Met 'Good Farming Balance' probeert Vion een antwoord te krijgen op de sterk geïntegreerde varkensketens in Spanje en Amerika. Ook varkenshouders kunnen baat hebben bij de nieuwe manier van werken. Frans Stortelder, COO bij Vion, geeft tekst en uitleg.
Wat is concreet het voordeel van ‘Good Farming Balance’ voor varkenshouders, en wat is het voordeel voor Vion?
‘Het systeem Good Farming Balance biedt varkenshouders tools die meer (prijs)zekerheid bieden. Een varkenshouder heeft, vanuit een aantal nieuwe aflevermodules en prijssystemen, de mogelijkheid een beter en voorspelbaarder rendement te realiseren voor zichzelf. Naast de Vion weekprijs, wordt de Vion-prijsindexgarantie en de Vion-langetermijnprijs geïntroduceerd. Het meer volatiele karakter van de weekprijs, wat soms voor onrust zorgt, kan zodoende worden opgevangen. Dit draagt bij aan meer rust op de markt. De Vion-langetermijnprijs garandeert prijszekerheid voor een periode van 12 maanden, waarbij de prijs telkens voor een periode van 3 maanden wordt vastgezet. Met het huidige weekprijsprincipe probeert iedere varkenshouder zo goed mogelijk te scoren op de uitbetalingstabel. Dit werkt uniformiteit in de hand. Nieuwe markten vragen om andere product/markt-combinaties, daarom hebben wij inmiddels juist behoefte aan verschillende type varkens. Zowel rijpe als magere varkens. Zo kunnen wij uit verschillende soorten varkens specifieke vleesproducten produceren die ook gegarandeerd uitgeleverd kunnen worden richting onze afnemers in verschillende internationale deelmarkten. Good Farming Balance zorgt voor meer diversiteit aan grondstof en continuïteit van de toestroom.’
Hoe reageren varkenshouders, handelaars en andere slachterijen op de lancering van Good Farming Balance?
‘Op basis van onze eigen waarneming kan ik zeggen dat varkenshouders over het algemeen positief verrast reageren. Men is vooral verbaasd over de omvang en opzet van het principe. Uiteraard heeft het idee bij sommigen tijd nodig om te landen, maar per saldo wordt positief gereageerd. Het hele systeem staat in principe klaar, dus verwachten wij op korte termijn van start te gaan. De introductie van Good Farming Balance moet gezien worden als een eerste stap naar geleidelijke verandering, waarbij varkenshouders en Vion elkaar vinden in langdurige levering- en uitbetalingsverplichtingen. Van andere slachterijen heb ik nog geen reactie gehoord op onze voornemens. Ons doel met de introductie van Good Farming Balance is om de structuur te verbeteren. Het is niet zozeer een acquisitiestrategie. Uit analyse van onze aanvoer blijkt dat ruim 70 procent van onze varkens afkomstig is van varkenshouders die al sinds jaar en dag bij ons leveren. Uiteindelijk gaan we denk ik toe naar een voorspelbaar systeem, waarbij slachterijen langdurige afspraken maken met varkenshouders. Met Good Farming Balance nemen wij het initiatief om varkenshouders zwart op wit zekerheid te bieden. De rol van de handelaar is door Good Farming Balance zeker niet uitgespeeld. Wel is het zo dat de afspraken direct plaatsvinden tussen Vion en varkenshouder. Soms kan daar een handelaar tussen zitten. Dat is dan vooral de keus van de varkenshouder.’
Lange termijn afspraken zijn van oudsher niet gebruikelijk in de varkenssector, waarom is toch voor deze aanpak gekozen?
‘Een systeem waarin afspraken tussen slachterij en varkenshouder voor een jaar vast staan, is inderdaad nieuw zowel in Europa als daarbuiten. Echter, als we kijken naar concurrenten op de verschillende afzetmarkten, dan hebben we te dealen met landen als Spanje en Amerika. In deze landen is de productie vaak strak georganiseerd in ketenintegraties, waarbij de gehele productie van big tot slachterij in één hand is. Deze integraties hebben doorgaans een goede inschatting van hun kostprijs en kunnen zodoende gemakkelijk langetermijnafspraken maken met afnemers. Met het huidige weeksysteem kunnen wij daar moeilijk in mee. De volatiele prijszetting brengt risico’s met zich mee. Als Vion een interessante leverancier wil zijn op internationale afzetmarkten dan moeten wij meeconcurreren met de VS en Spanje. De zelfvoorzieningsgraad van Nederland is ruim 230 procent. Dat betekent dat bijna 60 procent van onze Nederlandse varkensvleesproductie buiten Nederland verkocht wordt. Ook de zelfvoorzieningsgraad in de EU ligt ruim boven de 100 procent en dat betekent dat er binnen de EU een grote prijsconcurrentie is. De kansen voor de Nederlandse varkenshouderij liggen dus met name op de wereldmarkt. Van de Nederlandse export naar de wereldmarkt neemt Vion ruim 70 procent voor haar rekening. Per saldo zien wij veel toekomst in de Nederlandse varkenshouderij. De kwaliteit van het Nederlandse varkensvlees is internationaal zeer gewaardeerd. Voedselveiligheid, maar ook dierenwelzijn, zijn in Nederland beter geborgd dan in de meeste andere landen. Onze productiesystemen behoren tot de beste van de wereld. Daar mogen we trots op zijn. Daarom starten wij vanuit een offensieve gedachte met Good Farming Balance, zodat wij internationaal een sterkere positie kunnen verwerven en het Nederlandse varken beter op de kaart krijgen. Zowel wijzelf als varkenshouders plukken daar waarschijnlijk de vruchten van.’
Welke noteringen vormen de basis voor de Vion-prijsindexgarantie, alleen Europese of ook daarbuiten?
‘Daarover kan ik nu nog niet officieel over naar buiten treden. De opzet van dit prijssysteem leggen wij eerst voor aan onze leveranciers en daarna pas aan anderen. Of dit alleen Europese noteringen zijn, kan ik daarom nu nog niet zeggen. Wel kan ik zeggen dat het een aantal representatieve noteringen zijn, zoals bijvoorbeeld de Duitse varkensprijs.’
Wat zijn jullie verwachtingen op de korte- en middellange termijn wat betreft de afzet in Azië en de prijsvorming in Nederland?
‘Voor ons is Azië een groeimarkt, waarbij vooral de afzet in China veel impact heeft op onze volumes. Ook andere Aziatische landen, waaronder Japan en Korea, zijn belangrijke markten. In 2016 heeft de afzet naar Azië een enorme spurt gemaakt, maar ook daar is men bekend met de varkenscyclus. Het is dus niet reëel om in de toekomst alleen maar op plussen uit China of andere Aziatische landen te rekenen. Ook daar komt een keer minder vraag naar varkensvlees, als de zelfvoorzienendheid toeneemt. Wij zien nu dat de groeicurve van de afgelopen jaren afvlakt en verwachten dat de volumes op korte termijn redelijk stand blijven houden. Of dit in de toekomst zo blijft, zal moeten blijken. Wanneer de Chinese vraag terugloopt, is het logisch om te verwachten dat de varkensprijzen moeten inleveren. Ook wij kunnen ons dan niet ontworstelen aan de prijszetting op de wereldmarkt. Dit betekent dat de hoogte van onze prijsgaranties blijft corresponderen met de markt.'