Het ene deurtje gaat open, het volgende deurtje gaat dicht en de ene hoofdrolspeler heeft geen idee waar de andere is gebleven. Nee, het gaat niet om een klucht van John Lanting, al vertoont de gecombineerde opgave en de Nederlandse uitwerking van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) de nodige kenmerken van een blijspel. Voor de gemiddelde landbouwer zit er door de nieuwe saga die aan het dossier is toegevoegd niet meer in dan lachen als een boer met kiespijn.
Afgelopen donderdag (16 november) stuurde demissionair minister Piet Adema een brief aan de Tweede Kamer waarin hij meldt te moeten sleutelen aan de basisinkomenssteun en aan de premie voor de dit seizoen geïntroduceerde ecoregelingen. Een klap in het gezicht voor de deelnemende boeren. Na alle problemen met regels die op het laatste moment veranderd werden, een haperend IT-systeen bij de RVO en kaarten met fouten - om maar een paar obstakels te noemen - krijgen we nu als klap op de vuurpijl korting op de bedragen die vooraf gecommuniceerd werden. Helemaal als verrassing komt dit overigens niet als we nog eens terugkijken op de weg die het ministerie de laatste twee jaar op dit dossier heeft bewandeld.
Hindernisbaan
De aanloop naar het nieuwe GLB is zo ongeveer vanaf de start rommelig te noemen. Door de val van Rutte 3 en de lange formatie naar kabinet-Rutte 4 is in de uitwerking van het nieuwe GLB lange tijd weinig gebeurd. Dat toenmalig demissionair minister Schouten als onderhandelaar van haar partij aan tafel zat bij de kabinetsformatie heeft de daadkracht op het ministerie van Landbouw geen goed gedaan. Met het nieuwe kabinet op de rit leek er eindelijk voortgang gemaakt te kunnen worden met de uitwerking van het GLB. Minister van Landbouw Henk Staghouwer bleek echter weinig daadkrachtig en moest al na negen maanden het veld ruimen. De stikstofcrisis haalde de meeste aandacht in de media, maar ook met de uitwerking van het GLB werd weinig progressie geboekt.
Vorig jaar herfst, toen de eerste gewassen voor de oogst 2023 al in de grond zaten, werden telers bijvoorbeeld verrast door veranderde regels met betrekking tot de bufferstroken. Een jaar geleden rond deze tijd was er nog niet veel meer dan wat grote lijnen van wat de agrarische sector zou kunnen verwachten. Pas in februari van dit jaar kwam een simulatietool beschikbaar waarin boeren konden zien wat de veranderingen op hun eigen bedrijf betekende en welke maatregelen nodig waren om aan de basisvoorwaarden en eventuele ecoregelingen te voldoen.
Zelfs tijdens de invulperiode van de gecombineerde opgave was nog niet alles uitgekristalliseerd. De lijst met wintergewassen werd bijvoorbeeld pas half april gepubliceerd, evenals de gewijzigde ingangsdatum voor bufferstrook met kruiden naar 1 juni, om maar een paar voorbeelden te noemen. Ook voor de helpdesk van de RVO werden de instructies gedurende de invulperiode aangepast. Niet verwonderlijk dat de uiterste inleverdatum met een maand werd opgeschoven naar 15 juni. De definitieve opgave moet overigens voor 1 december ingeleverd worden. Effectief komt het erop neer dat boeren als een ecoactiviteit toch niet is uitgevoerd, deze teruggetrokken kan worden. Een andere daarvoor in de plaats zetten kan dan weer niet. De basis is dus al sinds 15 juni bekend en het zijn alleen de ecoregelingen die gewijzigd kunnen worden.
Te laat, zoals we gewend zijn
Dat minister Adema pas vorige week aan de bel heeft getrokken over budgetoverschrijdingen kan rijkelijk laat genoemd worden. Vijf maanden geleden hebben boeren immers hun (voorlopige) data aangeleverd. Er zal in de tussentijd toch wel iemand opgelet hebben binnen het ministerie die zag dat er wel een groot verschil zit tussen wat is opgegeven en wat verwacht werd? Dat er veel meer grond zou worden opgegeven voor de basisinkomenssteun was overigens ook wel te verwachten. In de oude systematiek werd alleen de beteelde oppervlakte opgegeven. Vanaf dit jaar mogen ook de niet-beteelde stroken, slootkanten en ander landschapselementen worden meegeteld. Die hebben we kennelijk veel meer dan waar het ministerie vanuit ging? Eenzelfde probleem speelt bij de ecoregelingen. Als je de basisvoorwaarden maar streng genoeg maakt en dusdanig wettelijk verankert (bijvoorbeeld verplichte teeltvrije zones) dat de boer wel mee moet doen, is de stap om net nog iets extra's te doen voor de maximale betaling een stuk kleiner gemaakt. Voor een latere betaling van de ecoregelingen is wel wat te zeggen. Streven naar het betalen van alle GLB-gelden in december als de uiterste inleverdatum 30 november is dat is, zo zullen ook boeren toe moeten geven, wel heel ambitieus. Om er dan maar ergens in 2024 van te maken, zoals Adema in zijn brief stelt, is weer het andere uiterste.
Door te tornen aan de bedragen raakt Adema het vertrouwen van de boer misschien nog wel het hardst. De toezegging was tot vorige week helder. Circa €220 per hectare basispremie met daarbovenop €54 per hectare voor de eerste 40 hectare. Voor de ecopremie gaat dat van €60 per hectare voor brons tot €200 voor goud. Dat is geheel in de stijl van wat de politiek wil. De basisvoorwaarden (conditionaliteiten) zijn ten opzichte van vorig jaar flink aangescherpt. Boeren die nog een stapje extra doen moeten de bijkomende kosten die daarmee gemoeid zijn vergoed krijgen, zo is de sector voorgehouden. Landbouwers hebben op basis van de bovengenoemde cijfers hun berekeningen gemaakt wat wel of niet te doen. De boer is een worst voorgehouden en de minister denkt nu 'dun snijden is het behoud van de worst'. Als je boeren richting een ander verdienmodel wil krijgen (van productie gericht naar landschaps- en/of ecodiensten) wordt op deze manier geen vertrouwen gekweekt.
Het gaat in het GLB om serieus geld dat voor de gemiddelde boer een wezenlijk deel van het inkomen vormt. Daarmee is het misschien wel het instrument om door beleidsmakers gewilde veranderingen in de sector door te voeren of op gang te brengen. Je zou van het ministerie dan ook verwachten dat hiermee serieus wordt omgesprongen. Door er als een stel komedianten mee om te springen, dwingt het ministerie boeren bijna wel vooral niet te hard te lopen en vooral op de markt gericht te blijven voor het inkomen.