Krijn Poppe, de landbouw econoom van het Lei, heeft in een boeiende column een voorzet gegeven tot discussie komende woensdag op het Agrodebat in Bunnink, ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan van het LEI. Een discussie met elkaar over de uitdagingen waar de agrarische sectoren voor komen te staan.
Poppe stelt dat het absoluut noodzaak is tot het maken van scherpe keuzen. Kiezen we voor een kostprijs concurrerende productie en daarmee een zo groot mogelijke export? Of moeten we onze koploperspositie verder uitbouwen met innovatie en het exporteren van kennis en toegevoegde waarde, naast het vermarkten van topkwaliteit producten? Een model die je kan omschrijven als een groen laboratorium op praktijkschaal. Dat model verdient volgens mij ook verreweg de voorkeur
Soms zijn de scenario’s minder scherp van elkaar gescheiden, maar het doet er toe om in eerste aanleg wel de scherpte op te zoeken. Waar staan we voor en wat willen we met elkaar? In onderstaand betoog probeer ik het model van een groen laboratorium op praktijkschaal verder uit te werken. Allereerst een analyse van de huidige situatie.
Jaren hebben we voor zowel een grote export als het vermarkten van kennis en toegevoegde waarde als leidraad gekozen. Er was ruimte voor een steeds expanderende productie in de primaire sectoren en onderwijl bleef onze koploperspositie gehandhaafd. Steeds vaker lopen we nu tegen de grenzen van de groei van de primaire sectoren aan. Het beleid holt achter de feiten aan en is gericht op het repareren in plaats van innoveren. PAS, grondgebondenheid van de melkveehouderij, mestbeleid met harde sancties als het niet slaagt, zijn er voorbeelden van.
De risico’s en bedreigingen van besmettelijke dierziekten voor onze intensieve veehouderij nemen bovendien buitenproportionele vormen aan. Stel dat de vogelgriep weer dezelfde uitwerking had gehad dan bij de vorige uitbraak en wat staat ons te wachten als de MKZ weer terug komt? De zegeningen van de globalisering kennen haar keerzijden. Daarin ben ik geenpessimist, maar een realist.
Laten we even naar de feiten kijken. De intensieve veehouderij is en blijft volstrekt afhankelijk van heel erg veel dierbewegingen, gesloten bedrijven ten spijt. De kalversector importeert bijvoorbeeld ongeveer de helft van haar dieren uit de ons omringende landen. Er hoeft niet niks te gebeuren of alle dierbewegingen worden stop gezet en de ruimte die er nog was in stallen is in no time op gebruikt. Welzijnsproblemen worden dus onbeheersbaar.
Jonge boeren hebben tijdens of na hun opleiding vaak al in het buitenland gekeken en gewerkt. Deze jongeren moeten toch in staat zijn om bijvoorbeeld FrieslandCampina, de Van Drie Groep of Vion te helpen om boeren in de Baltische Staten of zeg Roemenië te begeleiden. Bij het opfokken van kalveren of het combineren van het houden van vleesvarkens en het houden van zeugen voor de biggen opfok. Dubbele winst. Onze boeren (organisaties) verdienen er aan en wij hebben de risico´s gespreid.
Het model om een laboratorium op praktijkschaal in te richten vraagt om industriepolitiek. Industriepolitiek houdt in dat je keuzes maakt en bovendien zaken aan elkaar koppelt. Zo moet er een verbinding tot stand komen tussen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het EIP (Europees Innovatie Partnerschappen) met de focus op sociale voordelen en een snelle modernisering van sectoren en markten.
Een tweede vorm van industrie politiek is samen optrekken, zoals FrieslandCampina en de overheid bijvoorbeeld in Vietnam doen. In tien jaar tijd een sector opbouwen. inclusief overheidsfuncties als voedsel- en waren autoriteit en het samen met Wageningen UR faciliteren van onderzoek met een joint bachelor opleiding. Gestuurde ontwikkelingen die duurzaam leiden tot meer welvaart en voedselzekerheid.
Kortom wat willen we wel en wat willen we niet. Waar zetten we onze kennis op in? Het is zonneklaar dat het model waarin groene kennisvermeerdering wordt gekoppeld aan een laboratorium op praktijkschaal veel vraagt van de regisseurs van de ketens.
Een voorbeeld. Na de vorige vogelgriep epidemie was de sector volledig gebroken. Markten waren verloren gegaan en de sector moest opnieuw worden opgestart. Een logische vraag destijds was geweest of het nu verstandig was om de sector op dezelfde manier weer op te bouwen. Of moet je je de vraag stellen of het niet verstandiger is om limieten te stellen aan de omvang, de productielocaties, enzovoort. Op dat moment werd deze vraag stellen niet opportuun geacht. Het was immers crisis.
Nu, een paar crises verder, zijn we op het voor ons bekende terrein van schaalvergroting verder doorgegaan. Poppe stelt terecht de vraag: hoe nu verder? Ik ben stellig van mening dat we de keuze moeten maken voor een groen laboratorium op praktijkschaal. Kennis en kunde van onze boeren en boerinnen koppelen aan de kennis instellingen als Wageningen UR. Het versterken van de ketens niet alleen verticaal (van beneden naar boven), maar ook horizontaal (over sectoren heen). Het benutten van onze logistieke kennis van just in time beleveren van klanten met de beste producten.
Deze vorm van inrichten van het agro complex brengt ons verder dan reparatie regelgeving en gerommel in de marge. Er is moed en kracht voor nodig maar daar is de land- en tuinbouw groot mee geworden. Nu nog de uitdaging om niet alleen groot te blijven in fysieke zin, maar koploper te blijven in de wereld.
Harm Evert Waalkens
Biologische melkveehouder in Finsterwolde en oud-Kamerlid namens de PvdA
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.
Dit is een reactie op dit artikel:
[url=http://www.boerenbusiness.nl/columnisten/column/10861508/Geopolitiek-denken-moet-op-agrarische-agenda]Geopolitiek denken moet op agrarische agenda[/url]