Een duurzaam beheerde en gezonde bodem is van onschatbare waarde. Vitale bodems leveren namelijk een groot aantal ecosysteemdiensten voor zowel agrarische ondernemers als waterbeheerders en andere landgebruikers. Recente studies suggereren dat het slecht is gesteld met de kwaliteit van onze bodems en leggen daarbij een relatie met het landgebruik.
Intensieve agrarische bedrijfsvoering zou ervoor zorgen dat het grootste deel van de bodems last hebben van verzuring, vermesting, verdroging, verdichting en allerlei bodem-gerelateerde ziektes. Dit leidt vervolgens weer tot lagere opbrengsten, vermindering van biodiversiteit, eutrofiëring van oppervlaktewater, minder waterberging en hogere uitstoot van broeikasgassen.
Hierdoor lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de kwaliteit van rurale bodems achteruit gaat en er dringende maatregelen nodig zijn om nationale en internationale doelen te halen. Is deze conclusie echter terecht? Gaat het echt zo slecht met de landbouwbodem in Nederland? Ik heb grote aarzelingen...
Slechte bodemkwaliteit slecht onderbouwd
Het valt mij namelijk dat op dat bovenstaande conclusie maar heel beperkt wordt gedeeld door agrarische ondernemers. En juist zij zijn de mensen die elke dag rondlopen op en gebruik maken van de bodem. Hun bedrijfsvoering is afhankelijk van de kwaliteit van de bodem. Ook de landbouwkundige proeven die het NMI en PPO uitvoeren, ondersteunen de conclusie maar matig dat het dramatisch slecht gaat met de Nederlandse landbouwbodem. Hoe is het dan wel gesteld met die landbouwbodem?
Ik ga de stelling onderbouwen dat onze landbouwbodems nog steeds tot de meest vruchtbare bodems behoren en dat deze voor het overgrote deel ook duurzaam worden beheerd. Met andere woorden: de eerdere conclusie van een slechte bodemkwaliteit is een slecht onderbouwde hypothese voor landbouwbodems. In een tweede deel van dit artikel hoop ik in te gaan op een aantal mogelijke verklaringen voor de veelvoorkomende negatieve toonzetting van studies die het tegenovergestelde beweren.
Wat is een duurzame beheerde landbouwbodem?
Laten we beginnen om vooraf de term bodemkwaliteit te definiëren. Dit bepaalt hoe we veranderingen in bodemanalyses interpreteren. Zonder een duidelijke visie op bodemkwaliteit is het onmogelijk om concreet te maken wanneer een bodem slechter of juist beter wordt. Meer is namelijk niet altijd gelijk aan beter en minder is niet altijd gelijk aan achteruitgang.
In mijn visie kan de kwaliteit van de bodem worden gedefinieerd als 'de capaciteit van de bodem om te functioneren als een vitaal levend systeem, binnen de grenzen van het ecosysteem en het landgebruik, om de productiviteit van planten en dieren in stand te houden of te verbeteren, de water- en luchtkwaliteit te verbeteren, en het bevorderen van de gezondheid van planten en dieren.'
Bodemfuncties kwantificeren
Om deze capaciteit meetbaar te maken wordt zowel in de wetenschappelijke literatuur als in de boerenpraktijk gebruik gemaakt van bodemfuncties. Bodemfuncties kwantificeren 'de rol van de bodem in het vervullen van bepaalde doelstellingen'. Bodemfuncties zijn bijvoorbeeld het leveren van water, van nutriënten, het bieden van een stabiel medium om in te groeien, en het onderdrukken van natuurlijke plagen en ziektes. Chemische bodemprocessen als ook het bodemleven spelen hierin een cruciale rol. Om een verandering in bodemkwaliteit te waarderen, is dus inzicht nodig in het doel en de daaraan gekoppelde bodemfuncties.
Voor een landbouwbodem is het eerste doel dat er een goed en gezond gewas kan groeien met een hoge gewasopbrengst. Voor het huidige jaar, maar ook voor de toekomstige jaren. In de tweede plaats kan de landbouwbodem ook bijdragen aan andere diensten als het vasthouden van water, de vastlegging van koolstof, het zuiveren van water, enzovoort. In de praktijk gaan deze doelen vaak samen. Om te kunnen beoordelen of de kwaliteit van een landbouwbodem daalt, moeten we dus een daling zien in de gewasopbrengsten of een verandering in (meetbare) bodemfuncties. Is dat ook het geval?
Waarom gaat het slecht met de bodem?
Laten we eens kijken naar de recente studie van de Raad van de Leefomgeving, getiteld 'de bodem bereikt?!' Het rapport concludeert op basis van een aantal factfinding papers en gesprekken met diverse bodemkundigen dat een groot deel van de bodem is verdicht en dat een groot deel van de natuurbodem is verzuurd en verdroogd. Ook daalt het gehalte micronutriënten in de bodem, net als het gehalte aan voedingsstoffen in gewassen.
Daarbij verstoort de aanvoer van nutriënten uit mest de balans in de natuurbodem, is de hoeveelheid nutriënten in het oppervlaktewater vrijwel overal te hoog voor de gewenste ecologische doelen en ligt het nitraatgehalte in het grondwater nog vaak boven de norm. Ook daalt het gehalte aan organische stof(fracties) in Europese landbouwbodems, bestaan er verschillen in biodiversiteit tussen landbouw en natuur en neemt het risico op ziekten en plagen toe.
De belangrijkste genoemde oorzaken zijn de hoge intensiteit van het bodemgebruik als ook het gebruik gewasbeschermingsmiddelen, kunstmest, monoculturen, zware machines en verlaging van waterstanden. Let wel: veel van deze oorspronkelijke studies gaan niet over de huidige landbouwbodem in Nederland en maar heel beperkt over de belangrijkste functie van een landbouwbodem: gezonde gewassen produceren om mensen te voeden. Maar toch... de trend is gezet.
Waarom gaat het goed met de bodem?
Er zijn een aantal redenen waarom het goed gaat met de Nederlandse landbouw-bodem. Ik noem er 7. Allereerst is het merendeel van de boeren zich bewust van het belang van goed bodembeheer, werken ze actief aan de instandhouding en verbetering van de bodemkwaliteit en ervaren ze weinig problemen.
Ten tweede zijn er de laatste jaren een heel aantal gebiedsstudies uitgevoerd die op basis van duizenden metingen op individuele landbouwpercelen (met data afkomstig van landbouwkundige laboratoria) laten zien dat vrijwel alle relevante bodemparameters zich in de landbouwkundige toestand 'goed' tot 'zeer goed' bevinden. Ten derde zijn er langjarige trendanalyses beschikbaar die geen relevante dalingen zien in parameters gerelateerd aan fysische, chemische en biologische bodemfuncties.
Positieve koolstofbalans
Voor vrijwel alle onderzochte bodemparameters en functies blijft de bodemkwaliteit gelijk of wordt het zelfs beter. Ten vierde is er op de meeste agrarische bedrijven sprake van een positieve koolstofbalans, ligt het gehalte organische stof ver boven het landbouwkundige optimum en blijft het gehalte aan organische stof gelijk of stijgt deze zelfs. Ten vijfde is er in Nederland enorm veel dierlijke mest, compost en organische reststromen beschikbaar. Producten die als basisbemesting of bodemverbeteraar worden gebruikt.
De gebruikte giften en samenstelling van de meest gebruikte dierlijke mestproducten sluit voor een groot deel aan bij de mineralenbehoefte van groeiende landbouwgewassen. Bij de huidige praktijk van bemesting en bodembeheer is een grootschalige daling (tot onder het landbouwkundig optimum) van het gehalte meso- en micronutriënten onrealistisch. Naast dierlijke mest en compost wordt - waar nodig - kunstmest ingezet om een eventueel tekort aan deze nutriënten te compenseren. Ook wordt het bodemleven gestimuleerd via compost, drijfmest, kunstmest en kalk.
Ten zesde blijkt uit langjarige analyses dat de gewasopbrengsten al jaren stabiel blijven of zelfs stijgen ondanks de daling in gebruiksnormen. Als laatste is het een serieuze praktijkervaring dat veel voorkomende problemen rond bodemkwaliteit met goed bodembeheer en een uitgekiende bemesting zo is te managen, dat eventuele schade kan worden voorkomen of binnen de periode van een bouwplan kan worden hersteld.
Wat gaat er mis met de analyse van bodemkwaliteit?
Wat gaat er dan mis met studies die toch concluderen dat het bar slecht gesteld is met de bodemkwaliteit in Nederland? In het vervolgartikel ga ik in op enkele veelvoorkomende oorzaken. Hierop vooruitlopend alvast één inhoudelijk argument: veel conclusies worden getrokken op basis van extrapolaties zonder een landbouwkundig beoordelingskader.
En extrapolaties zijn altijd risicovol, zeker als het gaat om bodemkwaliteit waar landschappelijke factoren in combinatie met het (historisch) beheer en management samen bepalend zijn voor de bodemkwaliteit. Kijkend naar de studies in het eerder genoemde RLI-rapport, constateer ik dat een groot deel van de geobserveerde verzuring, vermesting en verdroging is waargenomen in natuurgebieden of in landbouwpercelen binnen een Europese context.
Geen vergelijkbaar doel
Landbouwpercelen en natuurpercelen hebben niet een vergelijkbaar doel, en de benodigde bodemfuncties om de doelen te bereiken variëren. Daarbij komt dat op natuurpercelen de bodemkwaliteit maar heel beperkt wordt onderhouden. Ook nemen veel natuurlijke processen de rol van de boer over in het beïnvloeden van de bodemkwaliteit. Daarbij komt dat in vergelijking met andere Europese landen de Nederlandse landbouwbodems een intensieve historie van organische bemesting kennen, waardoor bodemprocessen en -functies op een heel ander evenwicht actief zijn.
Om generieke uitspraken te doen over de bodemkwaliteit van Nederlandse landbouwbodems is inzicht nodig in de bodemfuncties in relatie tot het gewenste bouwplan. Alleen zo is het mogelijk de uitspraak 'het gaat goed of slecht met de bodem' te onderbouwen. Maatwerk dus en geen generieke uitspraken op basis van een aantal veldproeven of monitoringsdata.
Aantonen van verschillen
Belangrijker nog is dat veel publicaties niet verder komen dan het aantonen van verschillen tussen percelen of van verschillen tussen bedrijfssystemen of over verschillende meetperiodes. Een daling of een stijging van een bodemparameter (want deze worden gemeten), geeft op zichzelf geen informatie zolang er niet een evidente response is met gewasgroei of stabiliteit van gewasgroei.
Een waardering van de bodem kan dus niet zonder een visie op bodemkwaliteit in relatie tot de landbouwkundige functie van het perceel. Een andere biodiversiteit, een hogere of lagere P-beschikbaarheid of de slempgevoeligheid van een perceel zijn niet te interpreteren zonder een landbouwkundig beoordelingskader. Een daling van de P-voorraden is bijvoorbeeld helemaal niet erg, zolang de P-buffering maar voldoende is om genoeg fosfaat beschikbaar te maken voor gewasopname. Juist deze link met functionaliteit ontbreekt en is niet zo eenduidig als het vaak wordt gesuggereerd.
Hoe verder?
Op basis van de hierboven beschreven argumenten wil ik een pleidooi voeren voor een positieve blik richting bodemkwaliteit, daarbij voortbouwend op het concept van de KansenKaart. Beheer van de bodem biedt kansen om bij te dragen aan een duurzamer landbouwsysteem. Deze stelling wordt niet minder valide als we beginnen met een landbouwbodem van goede kwaliteit.
Daarom deel ik ook het advies van het RLI-rapport dat bodemkwaliteit een centrale rol kan (en moet) spelen in het beleidsinstrumentarium. Ook dat verdergaande valorisatie van duurzaam bodembeheer kan worden gestimuleerd via het GLB of initiatieven uit de markt, zoals bijvoorbeeld het initiatief van de Bodemcoalitie of de PPS Beter Bodembeheer.
De constatering dat het nu slecht gaat met de landbouwbodem is mijns inziens hiervoor niet nodig, zelfs onterecht en kan de uiteindelijke gebruikers zelfs demotiveren om extra maatregelen te nemen die de kwaliteit van de bodem vergroten in relatie tot andere diensten dan landbouwkundige productie.
Bodem niet bereikt
Hiermee zeg ik overigens niet dat er geen uitdagingen zijn: die zijn er zeker en vooral rond bodemstructuur (en gebruik van zware machines) en ziektes (in specifieke gewassen). Maar deze uitdagingen leiden mijns inziens niet tot de conclusie dat de bodem is bereikt is. Via duurzaam beheer kunnen we op de top blijven en mogelijk zelfs de kwaliteit vergroten. Via de route van extensivering of via de route van precisielandbouw.
Mijn inziens is de bodemkwaliteit voor landbouwproductie op de meeste percelen in Nederland op orde. Ik complimenteer de agrarische sector hiermee, omdat zij laten zien dat zij - ondanks allerlei ontwikkelingen in de markt en wetgeving - met zorg werken aan handhaving en verbetering van de bodemkwaliteit.
En ik bewonder de honderden boeren die actief inspelen op de wens om via duurzaam bodembeheer ook bij te dragen aan de opgaven voor klimaat, biodiversiteit, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daar liggen kansen, enorme kansen zelf. Omdat maatregelen positief doorwerken naar een duurzamer landbouwsysteem. En dat moeten we stimuleren.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.