Ceteris paribus (al het overige blijft gelijk) is hét magische middel dat economen gebruiken om de invloed van een variabele op een andere te onderzoeken of te analyseren. Met ceteris paribus kan ik bijvoorbeeld zeggen dat als ik de bal heb en alle spelers van Ajax niet bewegen, ik ga scoren. Dat werk. Dat al het overige nooit gelijk blijft, doet er niet toe. De aanname maakt het makkelijk een theorie te formuleren of eentje te toetsen, zoals of ik inderdaad de bal tegen de touwen aan schiet.
Aan die magische woorden moest ik denken toen ik dinsdagavond €2,32 aftikte per liter benzine. De olieprijs is nu ongeveer even hoog als in 2008. Maar toen kostte een liter benzine toch echt €1,15 tot €1,20, ongeveer de helft wat we thans betalen. Hoe kan dat toch?
Jazeker, de accijnzen zijn elk jaar verhoogd, dat verklaart een deel van het verschil. Maar het verklaart niet de volledige stijging. Een deel van de verklaring schuilt ook in de waarde van de euro. In 2008 kostte één euro bijna US $1,60. Tegenwoordig is de wisselkoers gedaald naar $1,09. En dat is van groot belang als we het over brandstofprijzen hebben, omdat Europa olie uit het buitenland haalt. Die olie betalen we in Amerikaanse dollars. Hoe lager de wisselkoers, dus hoe minder dollars er nodig zijn voor één euro, des te zwakker onze munt is en des te meer we nodig hebben voor een vat olie. Stel dat de wisselkoers 1 is, dat wil zeggen dat je voor een euro voor een dollar krijgt. Als een vat olie $125 kost, dan is de prijs in euro €125. Maar als de euro zwakker wordt en de koers niet meer 1 is maar €0,50, dan kost dezelfde vat zwarte goud ineens €250 terwijl de prijs in dollars onveranderd is gebleven!
Beleid van Fed en ECB
Dat de euro sindsdien in waarde is gedaald, komt voor een deel door het verschil in beleid van de Fed en de Europese Centrale Bank (ECB). Ceteris paribus – daar is ie hoor – geldt dat als de rente in de VS hoger is of de verwachting is dat die hoger wordt, de dollar aantrekkelijker wordt (je krijgt er meer rente op). De vraag naar dollars stijgt, het aanbod van euro daalt en de prijs tussen de twee, de wisselkoers, verandert in het voordeel van de dollar. In termen van EUR/USD koers: die daalt.
Tussen 2012 en 2014 voerden zowel de Fed als de ECB hetzelfde beleid: de officiële rentes op 0% en zijn ze geld gaan bijdrukken om staatsobligaties op te kopen. De wisselkoers van euro/dollar veranderde die tijd dan ook nauwelijks, die schommelde tussen $1,3 en$ 1,4 per euro. In 2015 begon de Fed de rente te verhogen. De koers zakte prompt naar circa $1,10 en bleef rondom dat niveau grotendeels hangen, tot op de dag van vandaag. Anno 2022 maakt de Fed zich op om de rente weer te gaan verhogen en stopt de bank een dezer dagen met het opkopen van staatsobligaties. De ECB gaat er gewoon mee door en een renteverhoging is nog lang niet aan de orde.
De les van een sterke munt
Je kan zeggen dat als de ECB net als de Fed eerder de rente had verhoogd en dat opkopen ging afbouwen of ermee stoppen, de wisselkoers van euro/dollar aanmerkelijk hoger lag dan $1,09 nu. Misschien wel 20% hoger, zo niet meer. Met andere woorden: de olie die de eurolanden kopen, zou in euro uitgedrukt, 20% of meer goedkoper zijn dan die nu is. Dát hadden we zeker gemerkt aan de pomp.
De les is dat een sterke munt te prefereren is boven een zwakke munt. Niet alleen omdat olie goedkoper wordt. Een sterke munt draagt aantoonbaar bij aan de kracht, sterkte en weerbaarheid van een economie. Het is niet zomaar dat de sterke eurolanden, zoals Nederland, Duitsland en Oostenrijk stuk voor stuk landen zijn met een geschiedenis van ijzersterke munten, de gulden, de mark en de schilling. Net zo is het geen toeval dat de zwakke eurolanden, denk aan Italië of Griekenland, landen zijn met een geschiedenis van zeer zwakke nationale munten. Voor de eurozone als geheel is het, op middellange en lange termijn, beter die les niet te vergeten en het beleid daarop af te stemmen. In plaats van te juichen elke keer als er weer eens een cent van de wisselkoers afgaat. Want dat betekent hogere kosten, bijvoorbeeld aan de pomp. De les, om kort te gaan, is dat gratis geld op termijn een hele hoge prijs heeft.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.