Akkerbouwers hebben dit jaar voor het eerst kunnen deelnemen aan de nieuwe mestregels: de equivalente maatregelen. Tot 15 september kunnen zij extra (kunst)mest gebruiken. Een uitgebreidere regeling is ondertussen in de maak. Als het aan LTO Nederland ligt, gaat deze Regeling in per 2018.
De equivalente maatregelen akkerbouw zijn maatregelen waardoor akkerbouwers meer ruimte krijgen voor het gebruik van (kunst)mest. De regeling is in april 2017 voor het eerst ingegaan. In totaal hebben 136 bedrijven zich toen aangemeld. De extra ruimte die de deelnemende akkerbouwers hebben, wordt in de nazomer vooral ingevuld om de groenbemesters wat extra kunstmest te geven. Dit mag nog tot 15 september.
Weinig gebruikt
Om de mestregels voor meer boeren aantrekkelijk te maken, wordt er gewerkt aan verbeterpunten. Jaap van Wenum, voorzitter Akkerbouw van LTO Nederland: "Het is een systeem met veel haken en ogen. Het kan zinvol zijn als het op jouw bedrijf past. Dit is echter per bedrijf verschillend. Door het toepassen van de maatregelen is er minder ruimte over voor dierlijke mest. De organische stofaanvoer daalt hierdoor en dat is juist zo belangrijk voor een gezond bodemleven."
Tegenvallende opbrengsten
Een ander heikel punt is dat de opbrengsten in het jaar 2016 tegenvielen. En juist dat jaar is het referentiejaar voor de gewasopbrengst. Vooral in granen en aardappelen viel de opbrengst tegen. Het jaar 2016 was een ontzettend nat jaar en er was in dat jaar ook veel waterschade. Boeren konden hiermee de opbrengst, waar ze aan moesten voldoen, niet halen. "Dat is de voornaamste reden dat er weinig gebruik is gemaakt van de regeling. De extra zware administratieve lasten, spelen hierin ook mee", zegt Van Wenum.
Verbeterpunten
Vanaf 2018 moeten er een aantal verbeteringen in de maatregel komen, zodat het meer gebruikt kan gaan worden. In september is er weer een overleg in de Tweede Kamer in verband met het actieplan Nitraatrichtlijn vanaf 2018. “Hierbij worden een aantal verbeterpunten voorgelegd,” aldus Van Wenum.
Hij vindt dat akkerbouwers moeten kunnen kiezen uit meerdere referentiejaren en een rampjaar weg moeten kunnen strepen. Hiermee moet voorkomen worden dat een extreem nat jaar als 2016 boeren voor jaren uitsluit van hogere gebruiksnormen. Ook wil Van Wenum hogere generieke normen, die niet afhankelijk zijn van gewasopbrengsten.
Een derde punt is ook extra fosfaatruimte voor het gebruik van bodemverbeteraars. "Hiermee komen ruimere mogelijkheden voor de invulling van de ruimte, die ook nog beter zijn voor behoud van het organische stofgehalte in de bodem", zegt Jaap van Wenum.
"We willen graag de zogenaamde friet-, biet-, en graanregeling behouden." Deze heeft geen beperkende maatregelen, wat betreft dierlijke mest gebruik. Er moet dan wel een oplossing komen voor de zuidoostelijke zandgronden, want die vallen hier niet onder. Daar moet de korting van 20% op de stikstofgebruiksnormen teruggedraaid worden. "Hiervoor willen we best iets extra doen, te denken valt aan verplichte vanggewassen en precisiebemesting", aldus Van Wenum.
De equivalente maatregelen
Met deelname aan de equivalente maatregelen zijn er 3 mogelijkheden: extra stikstofruimte afhankelijk van gewasopbrengst, extra ruimte bij de teelt van maïs met rijenbemesting en een hogere fosfaat gebruiksnorm afhankelijk van fosfaattoestand van de bodem.
Gewasopbrengst
De al bestaande stikstofdifferentiatie is dit jaar uitgebreid en geldt nu voor meerdere gewassen en alle grondsoorten. Hiervoor gelden enkele voorwaarden:
Hoe wordt de opbrengst bepaald? Voor 2017 geldt dat de opbrengst voor het jaar 2016 bepalend is. Voor 2018 geldt de opbrengst van de afgelopen 2 jaar.
Fosfaattoestand bodem
Bij fosfaattoestand laag en fosfaattoestand neutraal mag, bij een bovengemiddelde opbrengst, een extra fosfaatnorm worden gehanteerd. Dit geldt voor de gewassen suikerbieten, poot- en consumptieaardappelen, zaaiuien en maïs. Bij fosfaattoestand neutraal geldt dit ook bij wintertarwe en zomergerst. Bij een lage fosfaattoestand geldt een extra norm van 5 kilo per hectare en bij fosfaattoestand neutraal een extra ruimte, variërend van 5 tot 15 kilo. Beiden afhankelijk van de gewasopbrengst. Deze ruimte mag, naast kunstmest ook worden ingevuld met compost, champost, schuimaarde of vaste graasdiermest.
Rijenbemesting op maïsland
Bij de teelt van maïs, met uitsluitend rijenbemesting, is extra kunstmest ruimte mogelijk. Dit geldt alleen voor maïs op zand- en lössgronden. De mest moet dan heel dicht (uiterlijk 12 centimeter) bij het zaad worden gebracht. Bij het toedienen in 2 werkgangen is het gebruik van gps verplicht. Ook hier geldt dat de ruimte alleen mag worden opgevuld met kunstmest. In Brabant en Limburg geldt een extra norm van 25 kilo per hectare en op overige zandgronden 10 kilo per hectare.