De recente uitspraken van mededingingsautoriteit ACM inzake een klacht van melkveehouders tegen Lactalis en van de Geschillencommissie Oneerlijke Handelspraktijken over een kwestie tussen een leveranciers en Vreugdenhil Dairy Foods roepen vragen op over de onafhankelijkheid van de scheidsrechters, met name van de laatste.
Dit signaleert advocatenkantoor Houthoff in een recente nieuwsupdate over de Wet Oneerlijke Handelspraktijken. De uitspraak van de Geschillencommissie OHP over Vreugdenhil en het besluit van de ACM inzake Lactalis (dat beide hun melkprijzen transparanter en eerlijker moeten maken) vertonen veel gelijkenissen, signaleert het advocatenbureau. "Sommige passages uit de uitspraak (van de commissie OHP) lijken te zijn overgenomen uit het besluit. Bovendien werd de uitspraak van de Geschillencommissie slechts enkele dagen na het besluit inzake Lactalis gepubliceerd. Het is onduidelijk of dit het resultaat is van overleg en/of afstemming met de ACM. Als dit het geval zou zijn, roept dit de vraag op hoe een dergelijke afstemming zich verhoudt met de onafhankelijke positie van de Geschillencommissie."
Lactalis heeft aangegeven in beroep te gaan tegen de uitspraak van de ACM. Vreugdenhil heeft zoiets nog niet gedaan, maar zou volgens Houthoff ook nog naar de civiele rechter kunnen stappen. De uitspraak van de Geschillencommissie is namelijk nog geen bindend advies, maar wordt dat pas als het geschil niet binnen drie maanden na publicatie van de uitspraak aan de rechter wordt voorgelegd.
Als Vreugdenhil de uitspraak dan niet nakomt, heeft de leverancier de mogelijkheid om naleven van het bindende advies bij de rechter af te dwingen. Als Vreugdenhil het geschil wel binnen drie maanden voorlegt aan de rechter, kan voor de looptijd van het geschil geen naleving worden geëist, zo stelt het bureau.