FrieslandCampina betaalt over het melkprijsjaar 2023 geen nabetaling uit, maar toch kunnen melkveehouders daar nu de hoogste melkprijs ontvangen. Dit blijkt uit een vergelijking van de Nederlandse melkprijzen over de laatste drie jaren. Het kost de onderneming wel iets en over meerdere jaren is het beeld anders. De verschillen lopen daarbij op tot ruim boven de €7 per 100 kilo.
Het beeld is nog niet helemaal compleet. Nog niet alle nabetalingen zijn in beeld, bijvoorbeeld die van DOC Kaas. Cono heeft aangegeven dat er dit jaar geen nabetaling komt. De coöperatie uit Westbeemster blijft de laatste twee jaren achter qua melkprijs, na jarenlang een vaste koppositie te hebben ingenomen.
Toch doet de maker van Beemsterkaas het ook niet heel slecht. Wanneer het gaat om de uitbetaalde melkprijs per gemiddeld lid, komt Cono aanzienlijk dichter bij FrieslandCampina. Bij Cono zou de gemiddeld uitbetaalde melkprijs over dit jaar ongeveer uitkomen op €44,65 per 100 kilo, een euro lager dan FrieslandCampina gemiddeld. Dit zegt ondertussen niet alles over de hoeveelheid melkgeld die individuele boeren kunnen ontvangen.
In 2021 was Cono nog wel de top-betaler van melkgeld, zowel voor wat betreft de kale melkprijs, de weidemelkprijs als de maximale melkprijs. In 2022 werd de Noord-Hollandse coöperatie van de troon gestoten en nam Vreugdenhil het voortouw over voor wat betreft de kale melkprijs en de weidemelkprijs. Collega-bedrijf A-ware betaalde toen de hoogste melkprijs inclusief toeslagen. Dit jaar voert FrieslandCampina de ranglijst dus aan, dankzij de sterk gestegen PlanetProof-toeslagen. Helaas zijn die wel alleen voor een kleine minderheid van alle leden.
Bij A-ware is de weelde breder verspreid. Daar kan tussen de 40% en 50% van de leveranciers de hoogste melkprijs ontvangen. Mede vandaar dat de WP (werkelijke prijs) van A-ware hoger is dan de GP (garantieprijs van FrieslandCampina. In de WP zitten ook alle toeslagen verwerkt, in de GP zitten geen extra toeslagen.
Langere termijn
Wie over de iets langere termijn kijkt, ziet een wat ander patroon. Gemiddeld over de laatste drie jaren betaalt Vreugdenhil de hoogste kale melkprijs en weidemelkprijs uit, al lijkt dat nu soms al weer vergeten. A-ware blijft de lijst aanvoeren als het gaat om de maximale melkprijs.
Particulieren versus coöperatie?
Of deze cijfers zo moeten worden uitgelegd dat het dus de particulieren zijn die het beste presteren in de huidige marktomstandigheden, is een vraag. Feit is wel dat het niet meer automatisch de coöperaties zijn die de melkveehouders de beste financiële resultaten brengen.
Hier is nog heel veel meer over te zeggen, want in de vergelijkende cijfers ontbreken de melkprijzen van DeltaMilk en CZ Rouveen. Dit zijn evenwel kleinere coöperaties, met minder leden en (voor wat betreft Rouveen) ook met meer verschillende melkstromen, wat een vergelijking ook daarom lastiger maakt.
Uitbetalen versus aansterken
Bij FrieslandCampina en ook DeltaMilk valt op dat het lastig balanceren is tussen het uitbetalen van een hoge melkprijs en ondertussen ook het bedrijf structureel gezond houden. Veel melkgeld uitbetalen gaat in de praktijk ten koste van een gezond vermogen.
Hier hoeft geen rechtstreeks verband tussen te liggen, maar in een situatie met slinkende marges draait het daar feitelijk wel snel op uit. Er is een reëel gevaar van uitholling van de onderneming van binnenuit. Het zogenoemde weerstandsvermogen van FrieslandCampina is, dankzij de introductie van de melkcertificaten, weer iets beter geborgd, want nu zo'n 23%. Daarvoor was het lange tijd slechts 18% tot 19%. DeltaMilk staat er niet sterker voor. Het andere uiterste is Cono, dat een eigen vermogen heeft van royaal boven de 50% en misschien af en toe wel iets soepeler zou kunnen zijn met het vermogensbeheer. DOC Kaas is een verhaal apart, want dat is feitelijk een leveranciersvereniging geworden met een aandeel in het Duitse DMK.
Uitbetalen en groeien
De particuliere zuivelondernemingen A-ware en Vreugdenhil zaten vorig jaar qua eigen vermogen (respectievelijk 27% en 47%) tussen FrieslandCampina en Cono in, maar bij hen worden de grenzen goed bewaakt en lijken bedrijfsontwikkeling en uitbetaling van melkgeld elkaar minder in de weg te zitten. Dat het vermogen van A-ware nu iets lager is dan van bijvoorbeeld Vreugdenhil, moet ook worden bezien in het licht van het expansieve beleid van de onderneming. Er wordt hard geïnvesteerd in groei en verduurzaming.
Voor zuivelbedrijven maakt het daarbij ook nog veel uit in welk segment van de markt ze actief zijn. Dit jaar werd relatief goed verdiend met kaas, vorig jaar was het melkpoeder dat het meeste geld binnenbracht, en nu iets minder.
Oplopende verschillen
Terug naar de melkprijzen: wat ook opvalt in de vergelijking, is dat de onderlinge verschillen in uitbetaling over de loop van de jaren lijkt toe te nemen. In 2021 zat er gemiddeld zo'n €3,20 per 100 kilo verschil tussen de hoogste en de laagste betaler, in 2023 is dat opgelopen tot krap €4,40 per 100 kilo. Het grootste verschil is te vinden bij de maximale toeslagen. Daar kan het bijna €7,40 per 100 kilo verschil uitmaken bij welk verwerker er wordt geleverd. De verwachting is overigens dat dit gat in de loop van 2024 weer iets kleiner wordt, omdat meer verwerkers hun maximale premies gaan verhogen. De Vreugdenhil-boeren kunnen extra geld ontvangen met het Low Carbon Initiatief, DOC Kaas gaat duurzame kaas produceren voor Jumbo en betaalt de leden daar een extra premie voor.