Het ministerie van Landbouw heeft de laatste dagen voor de nodige opschudding gezorgd. Na de korting op de GLB-gelden eind vorige week is het deze week de mestwetgeving die de tongen losmaakt. Maatregelen op tijd bekend maken en draagvlak binnen de sector lijkt geen prioriteit meer te hebben bij demissionair minister Adema.
De invoering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is er een met hindernissen geweest. Vorige jaar rond deze tijd was er nog nauwelijks wat bekend over de concrete invulling. Dat leverde de nodige kritiek op van boeren, want hoe later maatregelen bekend, hoe moeilijker deze in te passen zijn in de bedrijfsvoering. Na de saga rondom het invullen van de gecombineerde opgave (Meitelling) en onduidelijke en tussentijdse wijzigingen in de regels, kwam Adema vorige week vrijdag (1 december) als klap op de vuurpijl met het bericht dat de voorlopige hectarepremies lager uitvallen dan wat boeren eerder was voorgehouden. Kort gezegd: boeren hebben extra inspanningen geleverd en nu daar niets meer aan te veranderen is, past de minister de vergoeding naar beneden aan. De vergoedingen voor goud, zilver en brons zijn verlaagd naar respectievelijk €148, €74 en €44 per hectare, terwijl €200, €100 en €60 was toegezegd.
Minder vee
De klap van de GLB-gelden is nog niet verwerkt of de demissionair minister deelt alweer een hoek uit. Om de doelen voor waterkwaliteit te halen, wordt de mestwetgeving aangescherpt. Gisteren (dinsdag 5 december) werd bekend dat de mestproductieplafonds van melkvee-, pluimvee-, en varkenshouderij naar beneden worden bijgesteld. In 2025 mag er over alle sector maximaal 440 miljoen ton stikstof en 135 miljoen ton fosfaat in mest worden geproduceerd. De verwachte mestproductie in 2023 is 472,2 miljoen ton stikstof en 146,5 miljoen ton fosfaat. Een deel van de reductie kan worden gerealiseerd via de landelijke beëindigingsregelingen. Wat die regelingen daadwerkelijk opleveren, is echter nog niet duidelijk. De termijn om in een jaar tijd de mestplafonds met 10% te verlagen, is eufemistisch gezegd ambitieus.
Naast de mestproductie heeft het kabinet ook een nieuwe kaart met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) gepubliceerd. Het water in deze gebieden bevatten een te grote hoeveelheid stikstof en/of fosfaat. De derogatie wordt in deze gebieden versneld afgebouwd. In 2024 betekent dat voor derogatiebedrijven dat er nog maar 210 kilo stikstof uit dierlijke mest mag worden aangewend. In 2025 daalt dat verder naar 190 kilo om in 2026 op de Europese norm van 170 kilo uit te komen.
Lagere gebruikersnorm
Voor alle agrarische bedrijven in de NV-gebieden moet het totale gebruik van stikstof zowel uit dierlijke mest als kunstmest in 2025 met 20% worden verlaagd. In 2024 wordt daar al naartoe gewerkt door de gebruikersnorm met 5% te verlagen. "Door het verminderen van het gebruik van stikstof, verbetert de waterkwaliteit", stelt het ministerie.
Kritiek op de maatregelen is niet van de lucht. Volgens bijvoorbeeld NAV en LTO zijn de maatregelen gebaseerd op verouderde cijfers uit 2010-2013. Daarnaast zijn recente door de sector genomen maatregelen zoals bijvoorbeeld de verbrede bufferstroken van afgelopen seizoen volledig buiten beschouwing gelaten. Het late tijdstip van publiceren is een ander punt dat sommigen tegen de borst stuit. Het bouwplan voor het komende seizoen al een heel eind ingevuld. Dat doet snel denken aan het GLB-debacle van vorig jaar. Op 2 december 2022 informeerde de minister de Kamer over zorgen van de Europese Commissie inzake de derogatie en het 7de actieprogramma Nitraatrichtlijn. Op 20 januari 2023 kwam Adema met een brief over de implementatie. Het heeft dus bijna een jaar geduurd voordat het is uitgewerkt in concrete maatregelen.