Al in 2018 pleitte de commissie grondgebondenheid, ingesteld door LTO melkveehouderij en de NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie), dat in 2025 minimaal 65% van de eiwitbehoefte van een melkveebedrijf afkomstig moet zijn van grond van het eigen bedrijf of uit de directe omgeving.
Maar het is eigenlijk al jaren glashelder dat je als melkveehouder meer eiwit van eigen land zou moeten willen halen. "En dan wordt er veel gepraat over allerlei eiwitgewassen, maar kijk nu eerst eens hoeveel meer je uit gras kunt halen." Aan het woord is 'grasgoeroe' Bert Philipsen, projectleider bij Wageningen UR Livestock Research. "Daar is namelijk nog heel veel te halen", is zijn stellige overtuiging.
Philipsen leidde van oktober 2016 tot september 2019 het project 'Eiwit van eigen land', gevolgd door het huidig lopende project 'Home Made Eiwit'. De WUR-projectleider zegt dat gras qua eiwit een enorme potentie heeft. "Andere eiwitgewassen halen niet zomaar 10 ton droge stof per hectare met 160 of 170 gram ruw eiwit (RE). Gras wel en dat tikt flink door."
Driestappenplan
De vraag is nu hoe je die eiwitpotentie beter kunt benutten? Philipsen: "We hebben daar vanuit het eerste project een praktisch stappenplan voor ontwikkeld. De eerste stap is het bepalen van je percentage eiwit van eigen land (EEL)." Dat is het eigen geteelde én gevoerde eiwit van eigen land gedeeld door het totaal gevoerde eiwit. Dit kengetal is terug te vinden in je Kringloopwijzer. Stap 2 is een analyse aan de hand van zes factoren; waar zit het verschil ten opzichte van het gemiddelde en waar kun je op sturen. Dat gemiddelde komt uit een analyse van bijna 3.000 Kringloopwijzers in de periode 2016 – 2018".
Onderstaand radardiagram brengt die zes factoren in beeld:
Voor elke factor wordt een cijfer van 1 t/m 5 gegeven. Een 1 betekent een lage score (veel verbetering mogelijk), een 5 dat het bedrijf hier goed op scoort. De scan maakt daarmee direct inzichtelijk welke concrete maatregelen een melkveehouder kan treffen (stap 3) om het aandeel eiwit van eigen land te verhogen en beter te benutten in het rantsoen.
Grasgenetica speelt zeker een rol
Bert Philipsen wijst op het grote belang van een bedrijfsvoering gericht op meer eiwit van eigen land. "Kijk echt eens goed wat je aan land en eigen ruwvoer hebt en probeer daar het maximale uit te halen. Meer eiwit van eigen land leidt tot minder - nu peperduur - krachtvoergebruik. Het vermindert de nitraatuitspoeling, het bevordert de biodiversiteit. Dat kun je allemaal realiseren met je eigen gras." Het management van de veehouder is bepalend, maar grasgenetica speelt wel degelijk een rol. "Als je gras moet inzaaien of doorzaaien, kies dan de beste rassen."
Algemeen is de ziekteresistentie en de (eiwit)opbrengst door veredeling in zijn ogen de laatste jaren sterk verbeterd. "Maar er is wel verschil, dus maak zélf als veehouder een keuze en laat het niet over aan de loonwerker." Die keuze hangt van veel factoren af zoals grondsoort, is het een weideperceel of een maaiperceel, maak je gebruik van vlinderbloemigen, etc. "Bij een weideperceel wil je een zo hoog mogelijke vers grasbenutting en dan kijk je wat meer naar ziekteresistentie dan bij een maaiperceel waar het vooral om drogestofopbrengst gaat", besluit Philipsen.
Aan de slag met meer eiwit uit gras?