Nederlandse melkaanvoer onder vijfjarig gemiddelde

Nederlandse melkveebedrijven hebben in april in totaal 1.182.600 ton aangeleverd bij de verwerkers, blijkt uit gegevens van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Dat is 0,8% minder dan in april 2020, maar toevalligerwijs ook exact 0,8% meer dan in april van 2019. Ten opzichte van de traditionele piekproductie in maart is de achterstand in april min of meer gelijk gebleven.

In de eerste volledige lentemaand van het jaar loopt de melkproductie seizoensgebonden iets terug door de overgang naar het weideseizoen. Dat is dit jaar ook niet anders. Het relatief koele voorjaar heeft echter wel zijn weerslag op het ruwvoermanagement en dus ook de melkproductie. Op veel melkveebedrijven is de ruwvoervoorraad nijpend en het maaien van de eerste snede is door de huidige weersomstandigheden dit seizoen relatief laat. 

De prijzen voor ruw- en krachtvoer zijn echter ook relatief hoog. Deze zijn verhoudingsgewijs sneller gestegen dan de melkprijs, waardoor melkveehouders onder deze omstandigheden - inclusief het weer - scherp aan de wind zeilen om een zo'n efficiënt mogelijke melkproductie te realiseren. Dat valt ook terug te zien aan het vetproductie en het vetpercentage van de geleverde melk in april. Die lag namelijk een stuk hoger dan vorig jaar: 4,53% dit jaar, ten opzichte van 4.,43% in 2020. De vetproductie komt daardoor dit jaar 1,5% hoger uit op 53.622 ton. 

In onder meer 2017 en 2018 lag de piek van de melkproductie in deze maand mei, in de laatste 2 jaar verschoof deze piek naar de maand maart. Alle indicatoren wijzen er tot nu toe op dat de lijn van de laatste 2 jaren worden gevolgd en de aanvoer in mei ook onder die van maart uitkomt. De aprilproductie loopt daardoor ook iets achter (0,7%) ten opzichte van het vijfjarig gemiddelde van 1.190.900 ton.