De export van magere melkpoeder is in het eerste kwartaal van dit jaar behoorlijk teruggezakt. Alleen Algerije, al jaar en dag de grootste afnemer, importeerde grotere volumes vanuit Europa. De prijzen kregen een flinke opdoffer, waarop een sterk herstel volgde. Zet de stijgende trend door?
De Europese afzet van magere melkpoeder kwam in het eerste kwartaal uit op 198.000 ton (waarvan 23.400 ton afkomstig uit Nederland) zo blijkt uit cijfers van Eurostat. Een daling van bijna 25% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Behalve Algerije slonken de afzetvolumes naar alle grote afzetmarkten. Dit is grotendeels te wijten is aan de uitbraken van het coronavirus die de gehele wereldhandel op zijn kop heeft gezet.
Algerije aan de markt
Algerije, die via staatsbedrijf Onil regelmatig grote tenders uitschrijft, importeerde in het eerste kwartaal krap 35.000 ton. Circa 20% meer dan een jaar eerder. De toename lijkt op het eerste gezicht groot, maar dat is relatief. Vorig jaar importeerden de Algerijnen aanzienlijk minder melkpoeder dan in 2017 en 2018. De toename dit jaar kan daarmee deels gezien worden als een correctie. De stijging wijst in elk geval uit dat de melkveehouderij in Algerije, ondanks diverse steunprogramma's, de binnenlandse vraag niet kan opvangen.
De afzet naar China, de tweede grootste afzetmarkt, leverde in de eerste 3 maanden 12% in tot krap 25.000 ton. China zit minder om melkpoeder verlegen, maar importeerde in het eerste kwartaal bijvoorbeeld wel meer UHT-melk. Tijdens de coronacrisis heeft China extra volumes melk verwerkt tot melkpoeder, waarmee de importvraag is teruggevallen. Ook andere grote afnemers, zoals Egypte, Maleisië en Indonesië, zaten in het eerste kwartaal om minder grote volumes Europese melkpoeders verlegen.
De vraaguitval op de wereldmarkt heeft behoorlijk veel druk gezet op de prijzen van magere melkpoeder, zowel in Nederland als daarbuiten. In de afgelopen weken trokken de prijzen (dankzij een herstellende vraag) weer bij, al is het niveau van voor de crisis nog niet bereikt. Tussen februari en maart zakt de DCA-notering van magere melkpoeder van €2.650 tot €1.844 per ton. Daarna trok de notering aan tot €2.205 per ton in de eerste week van juni.
Krappe voorraden en hoge olieprijs
Het sterke herstel is te danken aan de relatief krappe voorraden, zoals door diverse marktpartijen wordt aangeven. In de particuliere opslagregeling is zodoende pas 5.700 ton magere melkpoeder weggelegd, terwijl er bijvoorbeeld al ruim 35.000 ton boter en 40.000 ton kaas ligt opgeslagen. De verwachting is dat de melkpoederproductenten de particuliere opslag links laten liggen. Daarmee doemt zich later dit jaar ook geen spook op in de vorm van torenhoge interventievoorraden, waar de melkpoedermarkt enkele jaren geleden mee worstelde.
Nog een prijsopdrijvend effect waaraan de melkpoederprijs zich heeft opgetrokken, is de olieprijs. Brentolie is de afgelopen weken in waarde verdubbeld tot $40 per vat, doordat vraag en aanbod beter in balans zijn gekomen. Een flinke stijging, al is de olieprijs de klap van de coronacrisis nog lang niet te boven. Of de 'oude niveaus' snel weer worden bereikt, is volgens analisten niet waarschijnlijk. Met het huidige prijsniveau kan oliegigant Rusland prima uit de voeten, waarmee de oliekraan waarschijnlijk verder opengaat. Een verdere stijging van de olieprijs is daarmee onwaarschijnlijk.
Ook de melkpoedermarkt maakt in de komende weken waarschijnlijk een pas op de plaats. Op de Global Dairy Trade in Nieuw-Zeeland leverde de notering begin deze week 0,5% in tot $2.530 per ton. Een duidelijk signaal dat de rek even uit de prijs is. De markt oogt wat richtingloos. De termijnmarkt futures op de EEX blijven vooralsnog steken onder $2.500 per ton. In de fysieke markt lijken stabiele tot licht stijgende prijzen het meest waarschijnlijk, tenzij Onil opnieuw een grote tender uitschrijft.