De voersector ziet en verwacht een dalende mengvoerafzet, zo zei brancheorganisatie Nevedi vorige week. Frank Verhoeven, adviseur op het gebied van kringlooplandbouw, is van mening dat de sector zichzelf ten doel moet stellen jaarlijks niet meer dan 3 miljoen ton af te leveren aan de melkveehouderij. Dit is nu nog ruim 4 miljoen ton.
Verhoeven zegt ook dat de mengvoerindustrie er een belang bij heeft om het niet zo nauw te nemen met doelstellingen rond kringlooplandbouw. Voor hen zit het meeste rendement immers in het advies aan veehouders om product met hoog eiwit aan te schaffen. Die gedachte is overigens wel te verklaren.
Toen de fosfaatrechten werden ingevoerd, restte de melkveesector niets anders dan de melkproductie op te voeren en het aandeel krachtvoer per geproduceerde liter melk te verhogen. Dit terwijl het juist de bedoeling is om meer eiwit van eigen land te halen, onder andere door de benutting van ruwvoer fors te verhogen.
Complicerende factor
Vorig jaar bleek de extreem droge zomer een extra complicerende factor. Exacte cijfers zijn alleen bij de mengvoerleveranciers bekend, maar een toename van 25% in het krachtvoerverbruik in de zomermaanden, klinkt niet onlogisch (afhankelijk van de bedrijfssituatie). De intensiteit van de bedrijfsvoering bepaalt immers in hoge mate de ruwvoerbenutting.
De extensieve bedrijven, met een lage melkproductie per hectare, hebben er een belang bij om hun dure grond extra te benutten. Echter, intensieve bedrijven die juist veel melk per hectare produceren, hebben juist belang bij het tegenovergestelde.
Aandeel van reststromen
Hoe zit het echter met de benutting van reststromen, een veel gebezigd duurzaamheidsargument? De veevoersector hamert hierop, maar ook de melkveehouderij en met name de varkenshouderij houden zich met dit onderwerp bezig. Op de totale hoeveelheid krachtvoer (omgerekend) is het aandeel van deze reststromen echter beperkt. Slechts 10%, zo blijkt uit cijfers van het Overleg Platform Natte Veevoeders (OPNV). Bovendien is dit percentage al jaren heel constant.
De experts verwachten dat dit aandeel ook in de toekomst niet sterk gaat toenemen. Dit neemt overigens niet weg dat het argument (vergeleken met de praktijk in het buitenland) valide is, al concentreert veehouderij zich overal ter wereld in de buurt van fabrieken die reststromen van de ethanol-, suiker-, zuivel- en bierindustrie opleveren. Echter, nergens is het aandeel reststromen in de veehouderij zo groot als in Nederland.
Omzet onder druk
De mengvoersector maakt er bovendien al jaren geen geheim van dat de omzet in Nederland onder druk staat. De grote veevoerondernemingen in Nederland investeren daarom in Oost-Europa en in andere landen buiten de Europese Unie. De marge zit dan niet in de eerste plaats op de tonnen bulk, maar op de speciaalvoeders (de premixen). Wat dat betreft is de Nederlandse mengvoerindustrie wereldwijd de koploper.
Om daarnaast goed in te kunnen spelen op de sluitende kringlopen in de veehouderij, richt het onderzoek zich ook op productie van synthetische hoogwaardige eiwitten. Die moeten het kwalitatief onverslaanbare soja-eiwit van buiten Europa vervangen. Dit kan in de toekomst de grote winstmotor worden.
Banen op de tocht
Verhoeven zet de mengvoerindustrie de knip op de neus. En zijn mening doet er toe, want hij wordt door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit namelijk al jaren betrokken bij de ontwikkeling van de kringlooplandbouw. De opvatting van brancheorganisatie Nevedi, dat de intensieve veehouderij in Nederland per kilo product de laagste CO2-footprint ter wereld kan realiseren, lijkt geen gehoor te vinden.
Niet voor niets verscheen in januari van dit jaar, in opdracht van minister Carola Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), een onderzoek waarin een krimp van de veestapel van 25% als realistisch neergezet is. Het gevolg is een fors verlies van werkgelegenheid in de agrarische sector, onder meer bij veevoerbedrijven. Nevedi waarschuwt de minister daarnaast dat verplaatsing van de veestapel naar het buitenland het klimaat niet helpt.