De milde wintermaanden laten hun sporen na in de teelt van wintergranen in vrijwel heel Europa. Met name de winterhardheid is een punt van zorg. Ook wordt gerekend op een hogere druk van ziekten en plagen ...
Tussen 1 december en 20 januari was het in heel Europa warmer dan gebruikelijk. In grote delen van Frankrijk en Noord- en Oost-Europa was sprake van een van de warmste winters ooit. Wat dit gaat betekenen voor de opbrengst van diverse gewassen, is nu nog niet te voorspellen. Dat is afhankelijk van de rest van het seizoen en hoe de gewassen zich ontwikkelen.
Zeer kwetsbaar
Wel wijst de Europese Commissie in het MARS-bulletin van januari op de gevolgen voor de winterhardheid van gewassen als wintertarwe. Met name in Zuid-Zweden, Duitsland, Polen, de Baltische staten, Wit-Rusland, het noordwesten van Rusland en West-Oekraïne zijn gewassen nu zeer kwetsbaar voor vorst. Door het aanhoudende milde weer zijn er echter nog geen gevallen van significante vorstschade in Europa.
Een ander nadeel van de relatief warme winter is dat ziekten en plagen meer kans hebben om toe te slaan. Daar tegenover staat dat door de milde eerste helft van de winter de zeer laat ingezaaide gewassen meer tijd hadden om zich te vestigen.
Droger dan gebruikelijk
In delen van Europa heeft ook regen en droogte impact op de ontwikkeling van wintergraan. Onder meer in Zuid-Italië, een belangrijke regio voor de productie van durumtarwe, is het veel droger dan gebruikelijk. Maar ook in Duitsland en delen van Oost-Europa is het sinds de herfst droog, wat grote invloed heeft op het vochtgehalte in de bodem en de aanvulling van het grondwater. Tarwe en andere granen groeiden door droogte afgelopen najaar veel langzamer dan normaal. In West-Europa zorgde zware regenval juist voor moeizame zaaiomstandigheden.