Bayer CropScience

Aangeboden door Bayer CropScience

'Uien telen gaat prima, maar zorgen nemen toe'

22 Mei 2024

De uienteelt in Oost-Nederland is de afgelopen jaren flink gegroeid. Met name op de zand- en dalgronden van Zuidoost-Drenthe en Noord-Overijssel, maar ook wat zuidelijker in de Achterhoek zijn er behoorlijk wat nieuwe telers bij gekomen. Voor deze nieuwkomers zijn het overwegend 'mooie jaren' geweest met goede (afland)prijzen en weinig grote tegenvallers in de teelt.

"Boeren hebben onderhand wel bewezen dat er prima uien van het oostelijke zand kunnen komen", zo vatten teeltadviseurs Florian Gommer en Wobbe van der Veen van Agrowin B.V. de ontwikkelingen in hun werkgebied samen. Tegelijkertijd groeit bij hen de zorg op het gebied van ziekten en plagen. Vooral de aaltjesbeheersing wordt een steeds grotere opgave, maar ook uien- en bonenvlieg en valse meeldauw zijn geduchte tegenstanders.

Heeft de uienteelt in Oost-Nederland zijn maximum bereikt? Florian Gommer denk even na over de vraag en zegt: "Ik denk dat er in mijn werkgebied nog wel wat procenten bij gaan komen. Op de zand- en dalgronden tussen Emmen en Hardenberg teelt bijna de helft van mijn klanten uien. Vooral sinds 2018 zijn hier grote uitbreidingen geweest – soms zelfs met jaarlijkse verdubbelingen per bedrijf. Velen zitten qua vruchtwisseling wel richting het maximum van 1-op-8, maar ik verwacht nog wel wat uitbreiding."

Voor Wobbe van der Veen, die de Achterhoek als werkgebied heeft, liggen de kaarten net even anders. "Veel akkerbouwers in mijn werkgebied telen grootschalig poot- en consumptieaardappelen. Dat gebeurt vooral op huurgrond van veehouders. De bedrijfsvoering is vrijwel helemaal op aardappelen ingericht; zaaiuien passen daar niet zomaar even tussen – zowel qua arbeid als qua oogsttijdstip. Om die reden zijn er naast starters ook al weer een paar stoppers. Niettemin verwacht ik dat de uienteelt ook hier langzaam verder zal groeien. Grond voor uien is er nog wel."

Florian Gommer (links) en Wobbe van der Veen zijn beiden werkzaam als teeltadviseur akkerbouw bij Agrowin B.V.. Florian heeft het als werkgebied Zuidoost-Drenthe en Noordoost-Overijssel (gebied tussen Emmen en Hardenberg en een stukje Duitsland), Wobbe heeft de Achterhoek als werkgebied.

Aaltjesbeheersing staat op één
Gevraagd naar de grootste uitdaging binnen de uienteelt noemen beide mannen de beheersing van aaltjes. Veruit de meest schadelijke is het wortellesieaaltje (P. penetrans), maar ook vrijlevende aaltjes (Trichodorus spp.) en wortelknobbelaaltjes (M. hapla en M. chitwoodi/fallax) laten soms flinke schade in de gewassen achter, zo weet Gommer. Door het verbod op het middel Vydate zal de aaltjesbeheersing alleen maar een grotere uitdaging worden, zo stelt hij. "Vooraf bemonsteren op aaltjes wás al heel belangrijk, maar dat belang zal alleen nog maar verder toenemen. Je móet weten hoe het ervoor staat met de aaltjes, anders hoef je op sommige percelen echt geen uien te zaaien."

Om aaltjes de baas te blijven verwacht Gommer dat de teelt van tagetes (afrikaantjes) als aaltjesbestrijder een steeds belangrijkere plek in gaat nemen in zijn werkgebied. De afgelopen jaren was dat vaak als nateelt na de graanoogst, maar inmiddels heeft de solo-teelt al de overhand gekregen. "Met zo'n solo-teelt mis je weliswaar een volledig teeltjaar, maar het bestrijdingsresultaat van Penetrans-alen is wel veel beter dan bij een nateelt. Ik verwacht daarom dat er de komende jaren steeds meer velden oranje gaan kleuren."

In de Achterhoek zijn de problemen met aaltjes nog niet zo groot als in het zand-dalgebied, maar Van der Veen ziet wel dat telers er steeds vaker mee te maken krijgen. "Met de verplichte groenbemesters op zandgrond zijn de percelen vrijwel jaarrond groen, waardoor aaltjesreductie erg lastig is. Geen enkele groenbemester reduceert alle soorten aaltjes; het is dus altijd een compromis. Met die wetenschap mag je ervan uitgaan dat de strijd tegen aaltjes de komende jaren niet makkelijker gaat worden."

Zorgen over uien- en bonenvlieg
Nog zo'n uitdaging is de bestrijding van de uienvlieg. Volgens Gommer is de plaagdruk op dit moment nog vrij laag in zijn werkgebied, maar hij ziet dat dit vlot om kan slaan als er (nog) meer uien worden geteeld. Hij wijst daarvoor op de wat noordelijker gelegen teeltgebieden in Drenthe – de Monden – waar de plaagdruk inmiddels flink is opgelopen. "Heel belangrijk is dat zoveel mogelijk telers meedoen aan de Steriele Insecten Techniek (SIT), want daarmee is de plaag goed te beheersen. In mijn werkgebied doet naar schatting zo'n 80% van de uientelers mee aan de SIT. Daarmee is de uienvlieg voorlopig goed onder controle te houden." Van der Veen deelt de zorgen over de uienvlieg, maar denkt dat de bonenvlieg op dit moment een groter probleem is. "Vooral bij de start van de teelt zien we steeds vaker schade door bonenvlieg. Dit insect heeft niet alleen heel veel waardgewassen waardoor het makkelijk kan overwinteren, maar ze gedijt ook goed op vers organisch materiaal zoals ondergewerkte groenbemester en ook drijfmest – iets dat op de oostelijk zandgronden traditioneel veel wordt toegepast."

Overvallen door valse meeldauw
Voor wat betreft de schimmels is valse meeldauw veruit de gevaarlijkste klant. Afgelopen twee seizoenen viel de ziektedruk gelukkig mee, maar 2021 was wel een echt valse meeldauwjaar. Volgens beide adviseurs heeft de schimmel toen veel (nieuwe) telers behoorlijk overvallen. "Omdat de uienteelt nog relatief nieuw is, hadden sommige telers nog nooit valse meeldauw gezien. Daardoor is de ziekte ook niet overal op tijd herkend en zijn een aantal percelen er flink onder gelopen. Valse meeldauw heeft een vrij lange incubatietijd, maar als het eenmaal in het gewas zit, dan kan het razendsnel gaan. Dit is voor veel telers – maar ook voor ons - een wake-up call geweest. Bij vochtige, mistige ochtenden zijn we nu nóg alerter dan voorheen", aldus Van der Veen.

Nieuw etiket voor Fandango
Voor wat betreft de beschikbare middelen tegen valse meeldauw wordt de spoeling steeds dunner. Van der Veen wijst hierbij op het middel Fandango, dat volgend jaar – met een nieuw etiket - nog maar twee keer in plaats van vier keer per seizoen mag worden toegepast. "Heel jammer dat zo'n sterk en betrouwbaar middel straks minder vaak mag worden ingezet. Het wordt daardoor weer wat lastiger om het spuitschema netjes dicht te krijgen", aldus de adviseur. Bijkomend knelpunt is dat de puzzel voor goed resistentiemanagement ook steeds moeilijker te leggen is. "Om aan de FRAC-richtlijnen te kunnen voldoen, zullen we maximaal moeten afwisselen en hebben we letterlijk alle middelen nodig", zo benadrukt hij nog maar eens.

Beide adviseurs merken overigens dat het bewustzijn van telers rondom het thema resistentiemanagement – gelukkig – groeiende is. "De gesprekken hierover worden steeds serieuzer. Dat geeft aan dat telers zich ervan bewust zijn dat slim resistentiemanagement noodzakelijk is om de nog resterende middelen effectiviteit te houden", zo besluit Van der Veen.

Deze businesscase is powered by:
Regenradar
Powered by Agroweer

Bel met onze klantenservice 0320 - 269 528

of mail naar support@boerenbusiness.nl

wil je ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in je inbox

Aanmelden