De trage invulling van ministersposten na het benoemen van een kandidaat-premier is niet echt een teken van kracht voor de nieuwe coalitie. Tegelijkertijd is het misschien een waarschuwing voor al die mensen vanuit de landbouw die denken dat het wel goed komt als de partijen van hun keuze eenmaal zetels hebben veroverd en bestuurders van hun kleur zijn benoemd.
Na het verhangen van de deurtjes begint pas het echte werk: dat wat achter die deurtjes gebeurt, wat minder zichtbaar is, maar veel inspanning kost.
Laat ambtenaren met rust
In de provincies is al gebleken dat het met alleen het bezetten van bestuursposten niet lukt om iets te veranderen. BBB-gedeputeerden worstelen nog steeds met het krijgen van grip om het beleid, omdat ze veel processen nog niet goed kennen en niet echt weten wat hun ambtenaren doen. Die hebben er ook niet bepaald belang bij om hun politieke aanstuurders wijzer te maken dan ze zijn. Dat is niet vreemd. Zo gaat dat overal.
Knikje van miljoenen
Willen nieuw gekozen bestuurders hun beloften - in dit geval ten aanzien van platteland en landbouw - waarmaken, dan vereist het dat er een spade dieper wordt gegraven en doorkrijgen waar de echte sturing kan worden aangepast. In het IPO bijvoorbeeld ontdekten nieuw gekozen provinciale politici pas na ruim een jaar waarom ze geen grip kregen op grote delen van het natuurbeleid in hun gebied. Dat beleid is langjarig gedelegeerd aan de gedeputeerde, die er vaak ook amper weet van had, omdat hij er niet naar hoefde te kijken. Zo ontvangen onder meer Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Landschappen jaarlijks vrijwel automatisch enorme steunbedragen dankzij een knikje met het hoofd in het IPO-bestuur. Dat is een belangenorganisatie zonder directe democratische controle.
Kort geding tussen vrienden
In het nog steeds te vormen nieuwe kabinet zullen ook daar de nieuwe bewindslieden zich dus stevig moeten inwerken als ze echt iets willen veranderen. Het zal een trendbreuk betekenen ten opzichte van wat bijvoorbeeld demissionair minister Van der Wal deze week deed. In reactie op de uitspraak van de Haagse rechtbank in het kort geding van Greenpeace tegen de staat, stuurde ze een brief naar de Tweede Kamer om deze te informeren. Meer doet ze voorlopig ook niet. Misschien kan ze het ook niet meer, maar in de afgelopen tijd heeft Van der Wal ook niet laten zien dat ze anders wil. Net als Greenpeace had ze er daarom eveneens niet veel behoefte aan dat de Stichting Stikstofclaim (SSC) zich ertussen wurmde. Het was niet de opzet om ook de agrarische belangen mee te wegen.
Geen inhoudelijk geschil
Greenpeace eiste dat het kabinet zo snel mogelijk extra natuur aanwijst, om de natuur te redden. De rechter oordeelde dat de snelheid en omvang van de wensen van Greenpeace niet nodig zijn, maar dat wat Greenpeace wil, in grote lijnen wel redelijk is. Dat is eigenlijk ook precies wat Van der Wal vindt. Minister en NGO zijn het eens over de doelen, maar niet over het tempo. Om die reden liet de minister haar ambtenaren in de kortgedingprocedure wel matigend protest aantekenen, maar toonde ze bepaald niet de behoefte om de beweringen van Greenpeace and friends (B-Ware, MOB) inhoudelijk aan te vechten. Voor de kortgedingrechter is daar ook geen misverstand over.
Natuur op omvallen, maar nu niet
Ook Van der Wal vindt dat de natuur op omvallen staat, spreekt dat ook uit, maar vindt alleen dat het nu nog niet aan de orde moet zijn. Er is nog een belangrijke reden waarom Van der Wal het wel grotendeels eens is met Greenpeace. Haar hele natuurbeleid is gestoeld op de adviezen van veel van de mensen die met Greenpeace mee naar het kort geding tegen de staat kwamen.
Taaie belangenverweving
Ze zitten bij de minister in het belangrijkste adviesorgaan over het natuur- en stikstofbeleid, de Taakgroep Ecologische Onderbouwing (TEO), of praten anders op hoog niveau mee over het beleid. Op natuur- en stikstofgebied is sprake van heel veel belangenverweving, die op het eerste gezicht niet opvalt, maar die een taaie kleilaag vormt voor elke poging om zaken te veranderen, zoals ook bij het opstellen van een werkbare stikstofnorm. Het is in zekere zin vergelijkbaar zoals vroeger met LNV en de landbouworganisaties, maar dan andersom.
Stikstofscholastiek
Op stikstofgebied kan nog wel iets worden geleerd van Duitsland. Daar kennen ze ook een kritische depositiewaarde (KDW). Die is weliswaar stukken soepeler dan in Nederland, ook na een nog vrij recente aanscherping. Bovenop de KDW kennen ze in Duitsland echter ook een rekenkundige ondergrens, een gezondverstand-verzekering tegen de scholastisch aandoende benadering die ze in Nederland en België kennen. Het voorkomt veel onnodige ellende. Hier is de ondergrens eigenlijk wat een computer nog kan uitrekenen, een benadering die veel overeenkomsten vertoont met die van middeleeuwse scholastici. Die hadden natuurlijk geen computer, maar konden wel oeverloos discussiëren over de vraag hoeveel engelen er op de punt van een naald passen.