De oliemarkt heeft deze week een flinke stap naar boven gezet. De vraag is sterker gestegen dan analisten hadden verwacht. De strubbelingen in de olieproductie zijn deze week echter van groter belang.
De notering voor Brent-olie heeft een psychologische barrière doorbroken. Maandag 10 januari startte aarzelend, met een notering van $81 per vat. Dat is $1 lager dan de slotkoers van voor het weekend. De markt schoot daarna omhoog en twee dagen later was één vat $4 duurder. Vrijdag 14 januari is de grens van $85 per vat doorbroken en kost één vat Brent-olie $85,23. Dat is de hoogste prijs sinds eind oktober. De markt heeft daarmee definitief de zorgen rondom de omikronvariant van zich afgeschud.
Directe aanleiding voor de gestegen prijs is de stijgende vraag en dalende voorraad van zowel ruwe olie als destillaten. Wanneer de vraag stijgt, neemt de reservecapaciteit in de olieproductie af. En dat is iets wat handelaren en analisten zich beginnen te realiseren. De OPEC verhoogt de productiequota, maar het blijkt dat leden er al maanden niet in slagen om die vol te maken. Diverse Afrikaanse leden missen de middelen en het geld om de capaciteit te verhogen. Zelfs Rusland, dat een jaar terug, nog schoorvoetend akkoord moest gaan met beperkingen heeft in december (volgens voorlopige cijfers) het quotum niet volgemaakt.
Theorie versus praktijk
In een markt met weinig reserves kunnen relatief kleine verstoringen (zoals de onlusten in Kazachstan vorige week) de markt flink uit balans brengen. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten vormen volgens enkele analisten één van de weinig partijen die een serieuze productieverlaging kunnen opvangen. In berekeningen gaan velen er echter wel vanuit dat de OPEC+-leden zo ongeveer hun quota vol maken. Als dat in de praktijk niet zo is, in combinatie met een vraag die groter uitvalt dan waar een maand op gerekend werd, levert dat al gauw een krappe markt op met stijgende prijzen tot gevolg.
Verschillende experts waarschuwen ervoor dat op de middellange termijn weinig wordt geïnvesteerd in fossiele brandstoffen. Daarbij wordt olie in het bijzonder genoemd. De reservecapaciteit wordt opgesoupeerd zonder dat er wat bij komt. Op de Europese markt voor gas hebben we recent al gezien dat dat vervelende gevolgen voor de economie kan hebben.
Inflatie in de Verenigde Staten
Hoewel het op meer afstand staat, zorgt de inflatie in de Verenigde Staten ook voor een stijging van de olieprijs. Dat verzwakt namelijk de waarde van de dollar, waardoor de koers zakt. Gunstig voor Amerikaanse bedrijven die exporteren, maar minder gunstig voor een land als Saoedi-Arabië. Dat land heeft immers een 'harde' munt. De inflatie wordt deels veroorzaakt door de hoge olieprijs en die dure olie zorgt vervolgens weer voor de inflatie, een spiraal die volgens sommige economen nog wel tot het einde van dit jaar kan aanhouden.
De dieselprijs is deze week ook gestegen. Maandag 10 januari kostte diesel €124,43 per 100 liter. Dat is vrijdag 14 januari €126,45 per 100 liter. Daarmee ligt de dieselprijs circa 30% hoger in vergelijking tot begin januari 2021. Dat is inclusief de inflatiecorrectie van de accijns. Ruwe olie steeg in die periode met circa 55% van $55 naar $85 per vat.