De Klimaatwet wordt door vrijwel alle partijen in de Tweede Kamer gesteund. Bij de wetsbehandeling in het parlement bleek dat Nederland een stap dichterbij het terugbrengen van de broeikasgassen is.
De Klimaatwet is ingediend door 7 partijen en werd door Khadija Arib, de voorzitter van de Tweede Kamer, als een 'historisch' initiatief beschouwd. De Partij van de Arbeid (PvdA) en GroenLinks hebben de plannen voor de Klimaatwet onder de vorige regering gepresenteerd en later hebben de Christenunie, D66, VVD, CDA en SP zich hierbij aangesloten. Er is daardoor al een ruime meerderheid in de Tweede Kamer.
Twijfels over de Klimaatwet
De Partij van de Dieren (PvdD) twijfelt nog over de Klimaatwet, omdat de maatregelen volgens hen niet ver genoeg gaan. De SGP wil eerst weten of de levering van energie nog steeds betrouwbaar is en wil meer inzicht in de kosten die de huishoudens moeten maken. De energiekosten zullen in 2019 namelijk al stijgen door de verhoging van de belasting. Online energie vergelijken wordt voor huishoudens dus steeds interessanter.
Frank Futselaar (SP) denkt dat de huishoudens voor de kosten opdraaien en is bezorgd over de betaalbaarheid van de Klimaatwet. Ook de PvdA en het CDA zijn bezorgd over de kosten die gepaard gaan met de invoering van de wet. De VVD vindt het vooral belangrijk dat het bedrijfsleven profiteert van de Klimaatwet. De PVV en Forum voor Democratie (FvD) zijn tegen de wet, vanwege de extra kosten die het met zich meebrengt.
Terugbrengen van broeikasgassen
De Klimaatwet moet ervoor gaan zorgen dat de broeikasgassen worden teruggebracht, zodat de wereldwijde temperatuurstijging onder 2 graden Celsius blijft. Daarnaast moeten de broeikasgassen in 2030 met 49% zijn teruggebracht, ten opzichte van 1990. In 2050 moet dit verlaagd worden tot 95% en moet alle productie van elektriciteit volledig duurzaam zijn.
Aan de hand van diverse bijeenkomsten aan zogenaamde klimaattafels wordt er meer energie gestoken in de verdere invulling van de wet. Aan de klimaattafels wordt vergaderd door partijen uit het bedrijfsleven, werknemersorganisaties, maatschappelijke organisaties en de overheid.