Column van Marc Putto:

Februari zorgenkindje van de winter

30 Januari 2011 - Redactie Boerenbusiness
Sprokkelmaand februari verliep de afgelopen twee decennia zelden zoals we van een echte wintermaand mochten verwachten. Zo’n ruime tachtig procent van de sprokkels verliep in antiwinterse sferen sinds 1990. Bij een maand als februari verwacht je eerder uitgesproken winters weer met vrieskou en sneeuw.
Wie herinnert zich nog 2 februari 2002, de dag waarop onze kroonprins in het huwelijk trad met die spontane en beeldschone Argentijnse. Bij de gratie van heel wat liederlijke oranjezon steeg het kwik destijds tot ongewoon hoge waarden. Regionaal werd toen tot 18 graden gemeten in het land. Terrasjes liepen vol in het zuiden van het land alsof het april was en men had zowaar de lente in de bol.
Ook in 1990 hadden we ongewoon zacht en bovenal stormachtig weer in het land en toen gedurende de hele maand. Met bijna 8 graden gemiddeld was het nog nooit zo zacht geweest in die zeer onstuimige sprokkel en aan het einde van de ‘lentemaand’ steeg het kwik pardoes tot ruim 20 graden in Zuid-Nederland.
De weerkaarten die ons nu unaniem worden voorgeschoteld voor rond 6 februari aanstaande, tonen trouwens griezelig veel overeenkomsten met die van ruim twintig jaar terug.  Een werkelijk ‘retestrakke’ en goed geoliede straalstroom wordt daarin linea recta geprojecteerd op West-Europa en kenners weten dat zo’n vibrationeel circulatiepatroon niet zelden drie of vier weken kan aanhouden.
De koudste periode van de winter (gerekend over de afgelopen pakweg honderd jaar) treedt doorgaans op in het tijdvak 15 tot 25 februari en wordt wel het putteke van de winter genoemd. In dit tijdpad bereikt de winter meestal een matuur en berustend stadium, is de zelden of nooit aflatende (zuid) westcirculatie doorgaans op haar zwakst en zijn er vaak aflandige stromingen tussen noordoost en zuidoost onder auspiciën van een solide hogedrukgebied boven Noord-Europa.
Vorig jaar was februari (toevallig) wel koud, eigenlijk min of meer in de slipstream van de koude en sneeuwrijke louwmaand, maar imponerend werd de winter niet echt meer. Voor een echte koude tweede maand moeten we alweer 15 jaar terug, naar 1996. Twente KNMI kwam toen nog tot -21 graden. Verder terug in de tijd was het in februari 1991 zeer winters tot halverwege de maand, maar de allerkoudste en ook ouderwets aandoende sprokkel was die van exact 25 jaar geleden: de elfstedenmaand in 1986.
De echte brute sprokkelmaanden als 1929, 1947 en klapper 1956 behandelen we hier niet eens, want dat is een vak apart. Zulk wintergeweld als destijds optrad gaan we zo goed als zeker nooit meer beleven in dit land (helaas voor de winterliefhebbers). Vrijwel de hele maand (1986) gaf een solide hogedrukgebied boven Scandinavië een oostelijke luchtaanvoer.
Een stabieler weerpatroon is er niet denkbaar. Joure in Friesland rapporteerde bijna -22 graden in de aanloop naar de tocht der tochten. Vollenhove in Noordwest-Overijssel kwam officieus nog tot -23 graden. Tot op heden is het nooit kouder geweest ergens in Nederland, dus die ultieme diepvriesminima dateren alweer van een kwart eeuw gelden in Nederland.
Wel, een Elfstedentocht zit er komende maand absoluut niet in en als eerder gezegd, die komt ook nooit meer in Nederland! Waarom nooit meer echte kou in februari? En ook januari ‘schittert’ trouwens - al sedert 1997 - door de absentie van echte transportkoude van lange duur. Het is makkelijk om dit alles automatisch toe te schrijven aan de opwarming van het klimaat, maar het heeft er helaas wel goeddeels mee van doen.
Feit is dat er de laatste pakweg 15 jaar aantoonbaar minder stabiele ooststromingen van significante duur zijn opgetreden in het hoogseizoen. Dit geldt voor zowel de winter- als de zomerperiode. Het is de grote vraag hoe het komt dat deze barometrische mutaties zijn opgetreden de afgelopen 10 tot 15 jaar. Zonder meer een dankbaar topic voor een dissertatie van een jonge KNMI-onderzoeker.
Waarom wil zich maar geen hoog van 1050 millibar meer opwerpen boven Scandinavië in januari en februari en zien we het wel gebeuren rond 18 maart, dus off season. Het is niet zozeer het gebrek aan presente kou in de omgeving van Noordwest-Europa (kijk naar afgelopen december met recordkoude in Engeland en Ierland) dat er tegenwoordig aan schort, maar meer de allocatie van de ‘frigiditeiten’. Die is op haar beurt dus weer rechtstreeks gelieerd aan de verdeling der respectievelijke hoge - en lage drukgebieden op de Europese weerkaart.
En juist die weerkaarten -en uiteindelijk dus ook het echte weer- zijn te onrustig tegenwoordig, te veel doorstroomd ook. Ligt er eenmaal (met veel pijn en moeite) zo’n hogedrukgebied op een winter- of zomervriendelijke stek, wordt dat sneller dan vroeger aangevreten door storende depressiebemoeienissen. 

Blijft de vraag waarom de schaakstukken vroeger wel vaker op de juiste plaats gepositioneerd stonden en een in potentie ideale (pro winterse) druksetting tegenwoordig - voordat ie goed en wel gerealiseerd wordt - stelselmatig doorkruist wordt? Die prangende vraag (en antwoord liever nog) gaan we overlaten aan die juveniele KNMI-onderzoeker die alles tot in de finesses gaat uitzoeken. In 2015 weten we mogelijk meer.

Marc Putto
Weerstrateeg van Weerprimeur.nl

Heb je een tip, suggestie of opmerking naar aanleiding van dit artikel? Laat het ons weten

Bel met onze klantenservice 0320 - 269 528

of mail naar support@boerenbusiness.nl

wil je ons volgen?

Ontvang onze gratis Nieuwsbrief

Elke dag actuele marktinformatie in je inbox

Aanmelden