Hoe staan de zaaiuien ervoor in Nederland half mei? Een 'rondje Nederland' leert dat de verschillen enorm zijn. Van heel goed op lichte gronden, tot zeer slecht op zware grond waar niet beregend kan worden. De stand van het gewas bepaalt in grote mate de stemming van telers.
Ieder jaar is wel sprake van tweewassigheid en problemen met de opkomst in uien. De situatie dit voorjaar is echter buitengewoon uitzonderlijk, zo geven insiders aan. Ook het verschil per streek is behoorlijk verschillend. Veel ondervraagden laten weten dat beregenen wederom het verschil maakt. Inmiddels is in waterafhankelijke gebieden het devies geworden dat uien telen alleen nog uit kan met beregening. Het risico van de investering is anders te groot.
Bovenstaande grafiek van het doorlopend neerslagtekort toont duidelijk dat voorjaar 2020 droger verloopt dan de voorgaande jaren. Vooral in 2018 viel tijdens de voorjaarsmaanden behoorlijk neerslag, wat mede met de droogte die volgde voor een fikse opbrengstverliezen zorgde. Hieronder lopen we de verschillende teeltgebieden langs en hoe de gewassen door experts worden beoordeeld.
Noorden en noordoosten: Stuiven op lichte grond
Met een harde en schrale noordoosten wind hebben uientelers in het noordoosten voor de tweede maal met mogelijke stuifschade te maken. Vooral in de Veenkoloniën is dit gevaar relevant. Daarom wordt standaard een stuifdek van drijfmest of papiercellulose toegediend. “Dit is niet overal afdoende geweest, zeker waar beregend is voor de opkomst”, weet Agrifirm-teeltadviseur Fokko Prins. “Sommige percelen hadden achteraf opnieuw behandeld moeten worden, maar door de hoge extra kosten wordt dit niet snel gedaan.”
Over de uien in zijn werkgebied (Groningen) is Prins gemiddeld tevreden. Tweewassigheid valt gemiddeld mee en is vooral op kleigrond in het Oldambt een probleem, waar ook de meeste opkomstproblemen zijn te bespeuren. Prins: “Tweewassigheid gaat hier niet ten koste van de kwaliteit, maar het bemoeilijkt de onkruidbestrijding wel.” Het areaal groeit nog steeds, zo schat hij in, bij zowel nieuwe als bestaande telers.
Oost-Nederland: Beregenen uitgebleven
Delphy-adviseur Bert Huizinga heeft inmiddels flink wat uien in zijn werkgebied rond Assen. “Het areaal is opnieuw toegenomen – ook met tweedejaars plantuien – maar niet dramatisch veel”, weet hij. “Op deze grond is beregenen voor de opkomst niet nodig. Er wordt gespit en direct gezaaid in vochtige grond. Wel is beregend voor een goede werking van de herbiciden. Het onkruid groeit momenteel enorm hard, vooral melde. Schoffelen doe je (met het oog op stuiven) hier liever niet. Rijenspuiten is een optie, vooral tegen aardappelopslag.” Over de stand is Huizinga gemiddeld tevreden, “al zijn er altijd percelen met problemen.” Bijvoorbeeld omdat zwaar is gespoten. Op zandkoppen is stuiven het grootste probleem “De meeste gewassen hebben nu het eerste echte pijpje.”
Zuid-Nederland: Opkomst zorgwekkend
‘Zorgwekkend’, zo betitelt Emile Steins de opkomst van de uien in Zuid-Limburg. Steins Gewasverzorging is onder andere actief in de uienteelt voor de gewasbescherming en het zaaizaad in de gehele provincie. “Op de zandgronden in Noord-Limburg en richting België staan de uien na een goede opkomst prima”, weet hij. “Op de lössgrond is al eind maart gezaaid en zitten de uien nu 6 weken in de grond. De helft van de percelen heeft zijn tweede pijpje, maar de andere helft staat erbarmelijk slecht. Vooral op hoge koppen in de percelen, waar het gehalte organische stof lager is. Het verschil in structuur is enorm en bepaalt de opkomst. We hebben hier tot 50 millimeter regen gehad, waardoor de grond lokaal is dichtgeslagen. De uien zitten hier tegen de korst, waarvoor moet worden gerold of beregend.”
Een verdere uitbreiding in het noorden van de teelt ziet Steins dit jaar niet direct gebeuren. In het zuiden is de oppervlakte eerder afgenomen. “Telers worden gedwongen te beregenen, waar ze dat normaal niet gewend zijn. We beregenen met leidingwater en de capaciteit is beperkt.” Ook het wegvallen van de IC-zaadcoating en verdwijnen van Chloor IPC (in 2021) noemt hij als beweegredenen voor deze keuze. “Het risico is gigantisch en de opbrengst klein. De afgelopen 2 jaar vielen de opbrengsten vies tegen. Ook nu is de stemming erg negatief.”
Zuidwesten: Pessimistisch scenario op niet-beregende grond
In het zuidwestelijk werkgebied van André Boot (zaadleverancier Hazera) is het niet veel beter gestemd. Vooral in Zeeland, op plekken waar niet beregend kan worden. “Een aantal telers heeft het zaad inmiddels retour geleverd, zij zagen het niet zitten te zaaien in een grindbak”, weet Boot. “Met windkracht 5, schraal weer en 12 graden snakken de uien naar water. Dat geldt ook voor plantuien, die er gemiddeld goed op staan. De tweewassigheid valt mee. Telers zijn blij dat de uien er staan en hebben ook dit jaar iedere plant nodig. Waar beregend kon worden is dat gedaan. Daar is de stand ook goed.”
Opnieuw krimpt het Zeeuwse uienareaal, zo is zijn verwachting. “Telers zaaien graan. Dat levert weinig op, maar het risico is veel kleiner.” Een compleet negatief scenario wil Boot niet aftekenen, daarvoor is het veel te vroeg. “De voorbije 2 jaar hadden we een nat voorjaar en droge zomer. Is het dit jaar andersom? De natuur kan zich enorm herstellen. De zomermaanden moeten het doen. Staan de planten er, dan komt het met een regelmatige bui wel goed.”
Flevoland: Van heel goed tot heel slecht
Ook in de provincie Flevoland is een enorme heterogeniteit in de opkomst te bespeuren, merkt Kees Claassen van Heyboer. “In de Noordoostpolder staan ongetwijfeld de beste percelen, op de lichtere grond. Dit jaar is daar op tijd gezaaid, waar normaal de NOP altijd tot 2 weken later is dan de Flevopolder. Op de zware grond in Oostelijk, en vooral Zuidelijk Flevoland, valt het gewoon tegen. Beregenen voor het land klaarleggen en na het zaaien hebben het goed gedaan. Die percelen staan goed, ondanks de late zaaidatum. Ook over de hele vroege percelen ben ik tevreden. Het ‘middenstuk’ is lastig. Tweewassigheid is soms een probleem”
Rond Dronten viel een week terug flink wat hagel, waardoor percelen fors zijn uitgedund. Overzaaien was meestal net niet nodig. In Flevoland is wel overgezaaid, bijvoorbeeld door stuifschade. “Het is lastig een stuifdek toe te dienen in deze polder”, weet Claassen. “Logistiek is het lastig en drijfmest is hier niet toegestaan.”
Gevolgen voor MH-bespuiting
Als landelijke verkoopmanager bij De Groot en Slot heeft Jaap Jonker meer een helicopterview. Twee- en zelfs driewassigheid komt dit jaar meer voor dan anders, weet hij na beraad met collega’s uit het veld. “We gaan zo ver door te zeggen dat met de MH-bespuiting hier rekening mee moet worden gehouden. Moet je deze percelen willen spuiten? Afzetten voor 1 januari kan wijsheid zijn.” Percelen met geprimed zaad en beregende stukken, vooral op lichte grond, staan vaak goed. De tweede pijp staat er daar op, weet Jonker. “Op hetzelfde perceel kom je ook kiemende uien tegen, of die vlaggen. Dat zie je overal, in alle gebieden.” Ook hij noemt de NOP als gebied waar de uien gemiddeld goed staan.
Ook De Groot en Slot heeft Zeeuwse telers die uiteindelijk niet hebben gezaaid door de omstandigheden. “In Zeeuws-Vlaanderen is pas half april gezaaid en hebben sommige op regen gewacht. Verspreid viel 25 millimeter, waardoor deze percelen er nu goed voor staan. Niet alleen rond Dronten, maar ook in Zeeland en Zuid-Holland komt hagelschade voor, al is overzaaien meestal niet nodig.” In Noord-Holland, waar telers ook moeizame jaren achter de rug hebben, worden dit jaar opvallend meer plantuien geteeld. Die zijn later geplant dan gemiddeld, maar staan gemiddeld goed.