Dinsdag 10 januari gaat een samenwerkingsverband van start tussen 55 bedrijven binnen de Nederlandse uiensector. Uniek, zo noemt GroentenFruit Huis de Publiek-Private Samenwerking (PPS) die een meerjarig ketenbreed onderzoeksprogramma mogelijk maakt. Het richt zich op drie pijlers: uitgangsmateriaal, bemesting en ziekten & plagen. Voorzitter en uiencoryfee Gijsbrecht Gunter over het onderzoeksprogramma.
Met het meerjarig onderzoeksprogramma hopen de samenwerkende partijen, met het Comité Uien van het GroentenFruit Huis en de Holland Onion Association, de kwaliteit van de Hollandse ui naar een hoger niveau te tillen. Doel is telers instrumenten en kennis te geven waarmee zij in staat zijn de kwaliteit te verhogen, en daarmee de exportpositie.
Met een half miljard euro omzet en export naar 120 landen is Nederland de grootste uienexporteur wereldwijd. Om die positie te behouden is kwaliteit cruciaal. Bij het meerjarig onderzoeksproject is de gehele keten van zaadproducent tot exporteur betrokken. De totale kosten bedragen zo’n 2 miljoen euro waarvan 650.000 euro vanuit het TKI (Topconsortia voor Kennis en Innovatie) is toegekend. Het onderzoek duurt minstens drie jaar, maar de partijen hebben de intentie het programma bij succes te continueren. Voorzitter Gijsbrecht Gunter over het hoe en waarom.
De uiensector slaat de handen ineen. Is dit niet de taak van BO-Akkerbouw?
‘Het is juist de taak van de sector om dit zelf op te pakken. BO-akkerbouw behartigt de belangen van akkerbouwers in brede zin en is direct op de teler gericht. De Publiek-Private Samenwerking in de uiensector richt zich ook op bedrijven onderling. We werken hier al 2 jaar aan. De rassenlijst valt hier eveneens onder. We richten ons voorlopig op drie pijlers: uitgangsmateriaal, bemesting en ziekten & plagen. Binnen iedere pijler is een werkgroep actief. Belangrijke onderwerpen zijn fusarium, koprot, scheurkontjes, maar ook wordt gekeken naar de invloed van meststoffen, sporenelementen en oogsttijdstip op de kwaliteit. Alle bedrijven doen op vrijwillige basis mee.’
Het onderzoek steekt vooral in op teelt-technische maatregelen. Ligt een deel van het probleem niet bij de handel? Telers menen soms dat de uienhandel te weinig (prijs)onderscheidt maakt in kwaliteit waardoor op bruto kilo’s wordt gestuurd.
‘In mijn inziens is dat onterecht. Een verschil van 3 cent per kilo op de regionale beurzen is niet ongewoon. Dat is het verschil in kwaliteit. In de praktijk is dat verschil wellicht 5 cent, maar pieken naar onderen en boven worden niet meegenomen. Bij 60 ton uien praat je over 1.800 euro per hectare prijsverschil. Als dat geen kwaliteitspremie is? Dit wordt onvoldoende gerealiseerd. Datzelfde geldt voor GlobalGap. Ook daarop is men kritisch. Analyseren we gedane transacties over de laatste 7 jaar, dan blijkt dat GlobalGap gecertificeerde uien gemiddeld 6 euro per ton meer opleveren. Bij gemiddeld 10 hectare uien – 600 ton – praat je over 3.600 euro meeropbrengst. Zet dat af tegen 600 euro kosten plus 12 uur werk. Dat levert mij een uurtarief van 250 euro op. Wie daar niet tevreden mee is moet jurist worden, geen boer. Bij stroef verlopende handel hebben gecertificeerde uien een extra verkoopargument. Mede omdat telers met kwalitatief goede uien vaker gecertificeerd zijn. Telers stellen zich teveel als producent op terwijl dat een verkoopgerichte ondernemer moet zijn. Dat begint bij de kwaliteit. Altijd voor het beste gaan, de eisen nemen alleen maar toe!’
Wanneer de uiensector geen actie onderneemt, wat staat Nederland dan te wachten?
‘De kwaliteit is onze troef. We hebben een goede logistiek, maar de kwaliteit komt op één. Om de leiding te behouden, en te vergroten, is keten-breed onderzoek noodzaak. Alleen zo tillen we de sector naar een hoger plan. Alle bedrijven moeten die boodschap uitdragen. Het gaat niet alleen om de pijler onderzoek. Hoe pakt de teler het op? Dat begint bij goede communicatie door de samenwerkende partijen.’
Als u een top vijf moet maken van de beste kwaliteitsuien wereldwijd, staat Nederland dan aan de top of worden we voorbij gestreefd door andere landen?
‘Op het vlak van de ‘lange dag ui’ staat Nederland bovenaan. Alleen wij leveren het gehele jaar kwaliteitsuien. Kijk je puur naar de nieuwe oogst dan heeft een land als Nieuw-Zeeland een betere positie voor een korte periode. Daarom moet ook de uienhandel overtuigd zijn van de Nederlandse kwaliteit. Koopt een Nederlandse sorteerder uien in het buitenland, dan is hij verplicht dit op het label te melden. Is die kwaliteit beter dan Nederlands product, dan lopen we de kans dat kopers zeggen doe mij die Duitse of Franse uien maar. Dat vindt ook dit seizoen plaats. Frugiventa pleit daarom voor een herkomstvermelding bij de exportcijfers. Zo kunnen we aantonen of het huidige exportrecord niet alleen een statistisch record is. Daarbij komt dat containers vroeger soms werden overbeladen. Cijfers uit het verleden zijn niet één op één te vergelijken met nu. Hoeveel buitenlandse uien er in het Nederlandse exportboekje staan is niet te zeggen, maar ervaring uit het verleden leert dat uit Duitsland misschien wel 40.000 ton wordt gehaald.’
De MH-discussie beheerst momenteel de uiensector. Staat dit onderwerp ook op het programma?
‘MH is onlosmakelijk met kwaliteit verbonden. De alternatieven die aanwezig zijn werken niet afdoende. Er is geen middel die aan de werking van MH kan tippen. MH staat volledig los van de samenwerking, maar de uiensector lobbyt sterk. Er zijn al onderzoeksprogramma’s gaande om MH-vervangers te vinden. Wellicht is dit een taak voor de toekomst. Bijvoorbeeld in samenwerking met toeleveranciers.’
Een uitgebreide view over de uiensector krijgt u in de Boerenbusiness Uienmarkt analyse.
© DCA Market Intelligence. Op deze marktinformatie berust auteursrecht. Het is niet toegestaan de inhoud te vermenigvuldigen, distribueren, verspreiden of tegen vergoeding beschikbaar te stellen aan derden, in welke vorm dan ook, zonder de uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van DCA Market Intelligence.