Na twee 'coronajaren', waarin sprake was van een ontwrichting van de aardappelmarkt, is nu sprake van een flinke dynamiek. Al is dat de laatste maanden aan de prijsvorming nog niet echt te merken. Het dynamische karakter van de markt wordt gevormd doordat het zomaar eens kan zijn dat de verwerkers in de EU-4 meer grondstof kunnen gebruiken, dan de telers op voorhand willen verbouwen.
Ga maar eens na; ondanks de coronapandemie is de wereldwijde afzet van eindproduct in 2020 weliswaar afgenomen, maar de afzet heeft zich in 2021 meer dan goed weten te herstellen. De aardappelteler daarentegen heeft - na de prijsval van de markt vanaf maart 2020 en de contractronde voor het seizoen 2021/2022 - te maken gehad met een lagere aardappelprijs en/of contractprijs. Zeker in vergelijking tot de opgelopen kosten.
Ook vandaag de dag verloopt de fysieke markt, waarin de bovenkant wordt bepaald door Innovator en de onderkant door Fontane, nog niet vlotjes. Het juiste woord is wellicht 'stroperig'. Deze 'stroperigheid' is het gevolg van het gebrek aan marktwerking. Waarom zou de koper meer betalen in de wetenschap dat er weinig concurrentie in de weg loopt (lees; dat er weinig mensen meer willen betalen)? Dat verklaart eveneens de in beton gegoten noteringen in Europa, die pas in beweging komen als het echt niet anders kan.
Omslag
Toch zou je zeggen dat door de eerder aangehaalde dynamiek de komende jaren een andere wind gaat waaien. Bij normale tot zelfs bovengemiddelde groeiomstandigheden is er - gezien de honger naar grondstof - sprake van een vraaggedreven markt, terwijl de aardappelmarkt afgelopen jaren vaak aanbodgedreven was. Deze conclusie geeft de aardappeltelers een betere uitgangspositie. Voor komend seizoen is dat aan de contractprijzen ook te zien, die (zeker gezien het vorige seizoen) een flinke stap omhoog maken. Dat is, met het oog op de kostprijs van de teelt, ook hard nodig.
Maar is die geboden prijs ook voldoende voor telers? In België wordt vooral op basis van tonnen gecontracteerd. Worden de tonnen door bijvoorbeeld een droge zomer niet gehaald, dan worden deze door de afnemer vaak op hoge prijzen bijgekocht. En dan is je beoogd positief bedrijfsresultaat weg. In Nederland daarentegen werken meeleveraardappelen de ontwikkeling van de markt flink tegen. Waarom zou een afnemer, of zouden afnemers, veel lawaai maken in de markt om daarmee de noteringen naar boven te stuwen? Het antwoord laat zich raden.
Hoe ontwikkelt de relatie zich?
In de veranderde aardappelmarkt moeten ook telers zich een spiegel voor het gezicht houden. Fritesfabrieken zijn namelijk de klant van de teler, die moet zorgen voor een goed product, geleverd op de gewenste. Deze vorm van een 'relatie' is echter de laatste jaren anders geworden, vaak ook door de aanbodgedreven markt. Het schrikbeeld van een teler is dat hij met zijn aardappelen blijft zitten.
Natuurlijk moeten er afspraken met de 'klant' en teler worden gemaakt. De 'klant' wil namelijk weten waar die aan toe is als het gaat om ras, volume, deel van de prijs, kwaliteit, et cetera. Maar het zou niet zo moeten zijn dat deze te veel invloed heeft op het uiteindelijke rendement per hectare van de teler, dan zou de teler beter bij de klant op de loonlijst kunnen staan.
Een feit is dat de teler altijd risico's loopt en hij deze onmogelijk in andere handen kan geven, hij is immers ondernemer. Voor het komend jaar wordt het contractprijsniveau door de verwerkers weliswaar hoger ingezet, maar wat weet de teler feitelijk van de kosten? Kortom; een ingewikkelde situatie, waarbij door alle partijen (teler en klant) druk wordt gerekend, maar ook druk wordt beredeneerd wat te doen komend seizoen.
De verwerker tuurt in zijn spreadsheet, niet wetende wat het groeiseizoen brengt alsmede wat de afzet van zijn eindproduct doet. De teler dubt over hoe hij zijn rendement versus zijn risico's in balans kan houden. Een ding is zeker: het verder afkalven van de vrije markt en daarmee de waarde van de verschillende noteringen in Europa helpen de positie van de teler niet. Of deze trend te wijzigen is, is een lastig verhaal. Feit is wel dat in principe de uitgangspositie (vragende markt) van de teler de laatste jaren nog nooit zo gunstig is geweest. Maar hoe nou deze te benutten?