De pootgoedmarkt bevindt zich op het moment in een mineurstemming. Telers hebben een redelijk groeiseizoen achter de rug, met een opbrengst die net boven het meerjarig gemiddelde uitkomt. Inmiddels is duidelijk dat de afzet als gevolg van de wereldwijde coronapandemie behoorlijk tegenvalt. Waar gaat nog wel product heen?
Medio augustus was de pootgoedmarkt gunstig gestemd. Er werd een redelijke opbrengst verwacht, de eerste indicaties van de kwaliteit waren goed en de afzet naar vroege bestemmingen in Azië, het Midden-Oosten en Afrika verliep zeker niet verkeerd. Inmiddels is het gevoel in de markt bijna 180 graden gedraaid. Het relatief goede groeiseizoen heeft geen topopbrengsten opgeleverd, maar de opbrengst noteert wel iets boven het meerjarig gemiddeld. Kortom: aanbod is er meer dan genoeg, de interesse is alleen verdwenen.
Markt bedolven onder coronacrisis
De pootgoedmarkt heeft flink te lijden onder het feit dat de verwerkende industrie in behoorlijk zwaar weer zit door de coronacrisis. De contracten mogen vorig jaar dan al wel afgesloten zijn, voor het vrije deel houden de pootgoedhandelshuizen hun hart vast. Naar bepaalde afzetmarken, zoals Bangladesh, Pakistan en diverse landen in het Verre Oosten, kan nog met een redelijk positieve bril gekeken worden. In Bangladesh bijvoorbeeld wordt de aardappelteelt gestimuleerd vanuit de overheid, waardoor er vraag naar Nederlands pootgoed zal blijven. Het probleem is echter dat het in deze landen om relatief kleine volumes gaat en die zullen naar verwachting dit jaar nog kleiner zijn dan in voorgaande jaren. Daar wordt het probleem dus niet mee opgelost.
De grote volumes gaan voornamelijk naar landen als Egypte, Algerije en Cuba. Het probleem is dat deze landen op het moment geen interesse hebben in ons pootgoed. Niet alleen omdat er nog product in de koeling ligt, maar ook omdat er soms simpelweg geen geld is. Neem Cuba als voorbeeld. Dat land is voor een groot deel afhankelijk van haar toeristen, maar die zijn er dit jaar bijna niet. Dat betekent dat de inkomstenpot een flinke knauw heeft gekregen. Als gevolg hiervan wordt er ook minder pootgoed uit Nederland afgenomen. Ook speelt een rol dat Nederlandse handelshuizen betalingszekerheid willen hebben. Risico's nemen wordt in deze onzekere markt niet verstandig geacht.
Zijn er voor Nederland dan nog alternatieve afzetmarkten te vinden? Niet veel als het aan een aantal handelshuizen ligt. Exporterend Nederland heeft al een heel groot gedeelte van de wereld in handen, wat betekent dat er niet veel alternatieven overblijven. En, als er al een alternatieve afzetmarkt wordt gevonden, dan gaat het slechts over een paar honderd of paar duizend ton. In vergelijking tot de tienduizenden tonnen die richting Egypte en Algerije gaan is dat slechts een druppel op een gloeiende plaat. Met andere woorden: die mineurstemming is goed te verklaren.
Rassenshows in aangepaste vorm
Daarnaast zijn ook de traditionele rassenshows niet zo traditioneel te noemen als gevolg van de coronacrisis. Interseed had bijvoorbeeld vlak voor de tweede lockdown besloten om vast te houden aan het originele concept, maar dat is nu niet meer mogelijk. Bij de andere handelshuizen worden nu 'rassenshows op afspraak' georganiseerd. Bij Interseed kiezen ze daarnaast nog voor een ander alternatief: alle rassen zijn gefotografeerd en gedocumenteerd in een rapport. "Er is geen live-evenement, maar we informeren onze klanten zo wel over de resultaten", licht Henk Feddes van Interseed toe.
Bij Agrico wordt dit jaar gewerkt met video's. "We hebben onlangs een nieuwe website gelanceerd en daarop plaatsen we filmpjes waarin we aandacht besteden aan onze nieuwste rassen. Ook de voortgang wordt daarin besproken", zo vertelt Jan van Hoogen van Agrico. "Met andere woorden: alle informatie die we normaal fysiek delen, brengen we nu online over."
Onzekerheid is hét woord in de markt
Al met al is duidelijk dat onzekerheid het belangrijkste thema is in de huidige pootgoedmarkt. Zowel telers als handelshuizen staan niet zo zeker meer in hun schoenen als een paar maanden geleden. Daarbij speelt ook mee dat product dat niet verkocht wordt, voor bijna niets naar de consumptie gaat. Dat is voor velen een hele zware dobber. Toch is er ook nog een lichtpuntje: de kwaliteit van Nederlands pootgoed blijft befaamd en onze traditionele afzetmarkten zullen naar verluidt ook in de toekomst weer bij ons terugkeren, zo is de verwachting.