In het exportseizoen 2019/2020 hebben meer pootaardappelen de landsgrenzen overschreden dan het jaar ervoor. De export van oogst 2019 lag 6,4% hoger dan die van 2018. Ten opzichte van de jaren daarvoor stelt de export wel teleur.
Kijken we naar het 5-jarig gemiddelde van 785.879 ton, dan is het uitgevoerde volume over seizoen 2019/2020 met 760.321 ton zo'n 3% lager. In de jaren 2015, 2016 en 2017 beleefde de export wereldwijd topjaren met volumes boven de 800.000 ton. Alleen in 1991 gebeurde dat eerder. In 2018 daalde het volume fors, door de lagere oogst als gevolg van de droogte, om afgelopen seizoen weer wat te herstellen.
Oppervlakte geen belemmering
Het CBS becijfert de definitieve bruto opbrengst op 35,8 ton per hectare, waar dat in 2018 nog 31 ton was. Het 5-jarig gemiddelde ligt op 35,4 ton. Aan het areaal pootgoed ligt het niet. Die nam alleen maar toe de afgelopen 5 jaar en bereikte in 2019 een recordoppervlakte van 43.690 hectare. Dit jaar wordt die lat met 44.200 hectare weer hoger gelegd. De kwaliteit is wel een belemmering voor de pootgoedexport geweest. Veel partijen kregen met klasse verlaging of zelfs met afkeur te maken.
De andere reden waarom de export lager uitpakt, zijn de gevolgen van de coronacrisis. Aardappelverwerkers ontmoedigden telers om minder consumptieaardappelen te telen. Hier is slechts beperkt gehoor aan gegeven, zo weten we nu uit de eerste Europese areaalcijfers. Het is lastig om erachter te komen wat met dit pootgoed is gebeurd. Het kan niet anders dan dat een deel uiteindelijk toch door akkerbouwers is aangekocht en op eigen conto is geplant, gelet op het areaal.
Minder pootgoed, meer areaal
De Europese export noteert als enige bestemming een min in tonnages ten opzichte van 2018. Alle andere continenten deden het beter tot zelfs fors beter, bijvoorbeeld Azië. Kijken we naar de lijst met EU-landen, dan valt direct België op. Dit land nam 17,5% minder pootgoed af, wat ongetwijfeld deels te maken heeft met de plannen van Belgische verwerkers. Ook richting Frankrijk daalde het volume, met 10%. Duitsland, nu de grootste exportbestemming, kocht fors meer uitgangsmateriaal. De uitvoer steeg 4,6%.
Voor Duitsland matcht de export met de beweging van het areaal, die dit jaar inderdaad toeneemt. Voor België is dat niet verklaren. De consumptieaardappelteelt in Vlaanderen neemt namelijk niet af en die in Wallonië stijgt licht. Dat past niet bij 17,5% minder pootgoed. Het Verenigd Koninkrijk nam eveneens minder pootgoed af en Polen juist een kwart meer. Van de niet-EU bestemmingen kocht Turkije de meeste poters. Niet zo gek. Juist dit land heeft winst geboekt op de fritesexportmarkt waar, bij bestemmingen als bijvoorbeeld Brazilië, de vaste spelers door antidumpingheffingen worden benadeeld.
Meer naar Azië en Afrika
De export naar Azië valt op, doordat het uitgevoerde volume bijna een kwart boven oogstjaar 2018 uitkomt. Een fikse stijging, maar wel minder dan na oogst 2017 werd gerealiseerd. Irak en Syrië namen opvallend meer pootgoed af van de Nederlandse handelshuizen. Afrikaanse landen als Egypte en Marokko deden eveneens meer handel, waardoor ook de Afrikaanse handel 7,5% hoger uitkomt. Het Amerikaans continent doet er met 40% stijging nog een schepje bovenop. Al is dit een veel kleiner volume (23.000 ton) ten opzichte van de 157.000 ton richting Afrika of 111.550 ton naar Azië.
Exportseizoen 2020/2021 brengt de nodige onzekerheden met zich mee. Dat ligt niet aan de beschikbaarheid van het product. Het areaal is iets gegroeid en na de regenval in juni zijn ook de gewassen bijgetrokken. Wel zijn er zorgen wat betreft de kwaliteit. De luizendruk was vanaf de start enorm hoog en daarbij is er het knelpunt van de nacontrole. Met een consumptieaardappelprijs die sterk onder druk staat en er geen signalen zijn van een vragende markt, doen pootgoedtelers er waarschijnlijk alles aan om niet of nauwelijks bovenmaat te telen. Handelshuizen hebben zo meer verkoopbare maten.
Kredietwaardigheid
De exportbedrijven maken zich vooral zorgen over de kredietwaardigheid van bepaalde bestemmingen, die soms hard door het coronavirus zijn geraakt. Een land als Cuba (goed voor 14.000 ton pootgoed) moet het vooral van toerisme hebben. Dat geldt ook voor Egypte (31.250 ton pootgoed). Gaat het economisch slecht, dan is er minder geld beschikbaar om pootgoed aan te schaffen.
Ook landen die sterk leunen op inkomsten uit olie hebben door de lage brandstofprijzen pijn te lijden. Uitgebreide steunpakketten met miljoenen of miljarden zijn in Azië, Afrika en Zuid-Amerika niet aan de orde. Handelshuizen vrezen dat de pootgoedhandel dit gaat merken, al blijft het een zeer onzekere situatie.