Aardappeltelers in de Amerikaanse aardappelstaat Washington zetten noodgedwongen de cultivator in hun gepote aardappelpercelen. Nadat het gewas al was gepoot hebben fabrieken besloten om contracten te verlagen, waardoor telers nu schakelen om verdere financiële schade te beperken.
Washington is samen met de staat Idaho de grootste producent van aardappelen in de Verenigde Staten. Op dit moment ligt nog een kleine 500.000 ton aan fritesaardappelen in de staat opgeslagen. Aardappeltelers geven ze gratis weg om hun schuren leeg te krijgen. Dat geeft echter weinig verlichting, omdat de gigantische bedrijven vaak nog duizenden tonnen hebben liggen.
Druppel op gloeiende plaat
Het miljardenpakket aan steun voor boeren in de VS helpt de telers nauwelijks. Ze worden maximaal voor $125.000 gesteund, terwijl hun kostenpost in de miljoenen loopt. Vaak hebben ze al forse leningen uitstaan om de komende oogst te kunnen bekostigen. De sector – net als overigens andere groentesectoren – vragen het landbouwministerie USDA om een opkoopregeling.
Ondertussen zit de komende oogst al in de grond. Sommige telers nemen drastische stappen om verdere schade te voorkomen. Eén van de telers die dat deed is Mike Pink, waarover de Los Angeles Times schrijft. Hij werkt bijna 120 hectare onder om maïs te zaaien als koeienvoer. De fritesproducent heeft zijn contract voor 50% gereduceerd. Het gaat om het ras Ranger Russet, dat alleen voor fritesaardappelen is geschikt. Voor dubbeldoelrassen is de markt gunstiger gestemd.
Einde bedrijf
Pink is niet de enige met problemen. Ook collega-teler Jordan Reed kreeg te horen dat driekwart van zijn contracten voor Ranger Russet aardappelen bij 2 verwerkers zijn weggestreept, nadat hij ze al gepoot had. De schade is goed voor 150 hectare. De gemaakte kosten zijn echter torenhoog en alternatieven heeft hij niet. De schade raamt hij voor nu op een half miljoen dollar, wat het einde van zijn bedrijf betekent. Alleen een overheidsregeling kan de sector daarom nu nog redden.