De problemen met virus en bacterie in de pootaardappelteelt nemen toe. Tegelijkertijd neemt de middelenbeschikbaarheid af. Daarmee staat de pootaardappelsector voor grote uitdagingen.
De virusdruk bleek voornamelijk afgelopen jaar een groot probleem. Het verlagingspercentage van keuringsdienst NAK kwam uiteindelijk op 25,2% uit. De virusdruk was in 2018 extra groot doordat systemische middelen tegen luizen slecht werkten. Deze hoge virusdruk zal de uitdaging in 2019 alleen maar groter maken.
Viruspreventie
De uitdaging wordt met name groter omdat de middelenbeschikbaarheid beperkter wordt. Zo ging Jan Salomons van Delphy op de pootgoeddag in Emmeloord donderdag 31 januari onder meer in het op verdwijnen van de neonicotinoïde Actara. "Wat betreft de beheersing van het virus blijft het belangrijkste om tijdig te selecteren en hergroei te voorkomen", aldus Salomons. Komend seizoen zit daar veel werk in.
Salomons ging tevens in op de viruspreventie met beschikbare middelen. "Vroege bescherming van het gewas werkt het beste, maar het is waar dat het middelenpakket steeds beperkter wordt", zo zegt hij. Tegelijkertijd is er sprake van toenemende resistenties van (perzik)bladluizen tegen de middelen. Daarbovenop komt volgens Paula Westerman van Wageningen Universiteit (WUR) nog de klimaatverandering. "Door hoge temperaturen overleven de bladluizen beter en komt de vroege luizenvlucht eerder."
Loofklappen zonder middelen
Minder middelenbeschikbaarheid kan echter extra problemen opleveren met Erwinia. Volgens Jan van der Wolf van Wageningen Universiteit (WUR) is chemisch loofdoden in het kader van de beheersing van Erwinia beter dan mechanisch. Bij mechanisch loofdoden is de kans groter dat de bacterie verspreid wordt. "Hoewel loofbranden duurder is, kan het een optie zijn. Dit omdat het de bacterie doodt en verspreiding (zoals bij mechanisch klappen) voorkomt", aldus Van der Wolf.
Hij ging ook in op de vraag hoe het mogelijk is dat er na het poten van schone miniknollen al in het eerste jaar van vermeerdering Erwinia wordt gevonden en dat na 2 jaar vermeerdering al 20% besmet is. "Regenwater, maar ook mechanisch loofkappen, kan een belangrijke overbrenger zijn." Hoewel beregenen niet veel gedaan wordt in pootgoed kan ook dit van invloed zijn. "Vrij water in de grond kan een belangrijke transporteur van de bacterie zijn. Toch blijft het onduidelijk hoe Erwinia nu precies door de lucht verspreid wordt."
Wie zoekt, zal vinden?
Terwijl het middelenpakket afneemt en problemen met virus en bacterie toeneemt, kan de vraag gesteld worden of de NAK niet gewoon minder nauwkeurig moet onderzoeken. Is het niet zo dat wie zoekt, altijd wel problemen zal vinden? En wordt daarmee de exportpositie van Nederland niet teveel belemmerd?
Volgens Van der Wolf en Westerman niet. "Er is slechts een kans van 10% dat de NAK Erwinia vindt. De kans dat virus wordt aangetroffen door de NAK, is nog veel kleiner. Dat de druk van virus toeneemt, betekent dat het onderhuidse probleem veel groter is en daar moeten we de ogen niet voor sluiten."