TNO werkt aan een satellietinstrument dat de uitstoot en verspreiding van ammoniak veel nauwkeuriger kan meten dan tot nu toe. Er wordt nog steeds geen depositie op de grond mee gemeten, maar de metingen benaderen zoiets wel.
Dit zegt een woordvoerder in een nadere toelichting. Groot voordeel van de satellietmeetmethode boven het huidige meten met 250 grondstations is dat de nauwkeurigheid van de ammoniakconcentraties toeneemt van een vierkante kilometer naar een omtrek van 300 meter. Ook worden verspreidingspatronen veel beter zichtbaar gemaakt, omdat emissieslierten kunnen worden gevolgd.
Ammoniak is verantwoordelijk voor het grootste deel van Nederlandse stikstofemissie en -depositie. De satelliet kan in 2025 operationeel zijn. De voorgestelde meetmethode kan bijdragen aan de verfijning van metingen van stikstof. Gevolg van het betere meten is dat beter kan worden gemonitord wat het effect is van de maatregelen om de stikstofdepositie te verlagen. Daarmee kunnen op termijn kosten worden bespaard, stelt het onderzoeksinstituut.
Beter dan 250 grondlocaties
Nu wordt ammoniak (in de lucht) op circa 250 grondlocaties in Nederland gemeten. Een satelliet kan juist overal en veel vaker met grote nauwkeurigheid vaststellen wat de emissie en verspreiding van ammoniak is. Het huidige Nederlandse stikstofbeleid is gebaseerd op modeluitkomsten, gevoed en gecontroleerd door metingen. Ook TNO werkt mee aan de ontwikkeling en toepassing van deze modellen en onderliggende metingen, maar met de satellietmetingen wordt het beeld veel scherper.
Probleem voor de doorontwikkeling en ingebruikname van de nieuwe satelliet is dat er geld tekort komt. Daarvoor is naar schatting eenmalig €85 miljoen nodig. De noodzakelijke uitgaven verdienen zich volgens TNO evenwel terug door de mogelijkheid van gerichtere maatregelen. Het meten van ammoniak in meetnetwerken is technisch ingewikkeld en bij een vergelijkbare robuustheid en geografische dekking als satellietmetingen duurder.