Een fors lagere pootgoedopbrengst heeft voornamelijk gevolgen voor de vroege aardappeloogst volgend jaar. Bij de zeer vroege rassen is het tekort nijpend. Het effect van de droge zomer is ook merkbaar bij de rassen voor de hoofdoogst, al zijn grote verschillen merkbaar.
Pootgoedhandelshuizen en fritesfabrieken maken in de regel meerjarige afspraken voor de levering van pootaardappelen. Dat geeft zekerheid voor beide partijen en een stabiel prijsniveau. Dit jaar laten handelshuizen hun vaste afnemers weten niet in alle gevallen aan de verplichtingen te kunnen voldoen.
Vroege rassen
Het knelpunt zit vooral bij de vroege rassen en dan met name Première. Dit zorgt voor een mogelijk (groot) gat tussen de aansluiting van het oude en nieuwe oogst. Ondanks dat 1 maand langer met de oude oogst (2017) is gewerkt wordt deze aansluiting een uitdaging vanwege het fors kleinere volume van oogst 2018.
Jan van Hoogen
Pootgoedhandelshuis Agrico laat fabrieken weten over 40% minder Première te beschikken. “De opbrengst van het ras Fontane is veel beter geweest”, zegt directeur Jan van Hoogen. “De late aardappelrassen hebben het beter gedaan dan de vroege. Die hebben veel te lijden gehad van de hitte.”
Minder Innovator
Bij HZPC is volgens directeur Gerard Backx eveneens sprake van flink minder tonnen: “In de regel kunnen we praten over zeker 20% tot 25% minderopbrengst. Er zijn grote rasverschillen. We hebben rassen met 10% minderopbrengst, maar ook rassen met maximaal 50% minderopbrengst.” Het handelshuis heeft aardappelverwerkers laten weten in ieder geval over 15% minder pootgoed van het ras Innovator en Ivory Russet te beschikken.
“Het is niet altijd mogelijk om aan de verplichtingen te voldoen”, beaamt Backx. “Ook klanten die al jaren vaste afnemer zijn, maar geen meerjarig contract hebben, willen we kunnen bedienen. We moeten daarom gecalculeerd omgaan met voorraden en dit in goed overleg met afnemers."
"Daarnaast hebben de partijen een fijnere maatsortering. Daardoor kunnen met minder tonnen meer hectares gepoot worden. Uiteindelijk gaat het om de hoeveelheid areaal die geplant kan worden.”
Pootgoedkwaliteit
Een grote tegenvaller voor veel pootgoedtelers is het verlagingspercentage. Die bedroeg in week 40 ruim 25%. Voor het consumptieareaal verwachte Van Hoogen en Backx niet dat het direct invloed heeft. Het is vooral een probleem bij de instandhouding en opbouw van gezond pootgoed. De droge rooiomstandigheden deze herfst zijn gunstig als het om bacterieziek gaat. De virusinfectie is daarentegen hoog. Ook hebben sommige rassen met schurftproblemen te maken. Telers merken op dat partijen nu al zeer kiemlustig zijn in de bewaring.
Dankzij de krappe situatie bij het pootgoed verwachten handelshuizen dat meer eigen pootgoed ofwel; farm saved seed (FSS) gebruikt gaat worden. Dit betekent dat consumptietelers zelf de ondermaat uitsorteren en uitplanten. De regels hiervoor verschillen per land. Het is een gegeven dat in jaren van schaarste ook het gebruik van sjoemelpootgoed toeneemt. Waakhond Breeders Trust controleert hier streng op.
Welke factor beïnvloedt het meest?
De hamvraag blijft welke invloed een tekort aan pootaardappelen heeft op het areaal. Er zijn minder tonnen geoogst, maar de maatsortering is fijner. Dit betekent dat minder tonnen per hectare hoeven worden gepoot. Het exacte gevolg voor de oppervlakte blijft giswerk, net als het aandeel FSS. “Ik verwacht niet dat het areaal veel kleiner zal zijn”, denkt Backx. “De graanprijs is van een grotere invloed op het verwachte areaal in Europa. Dit is het alternatief voor de aardappelteelt.”